Functie van rivierhout voor vis : monitoring pilotprojecten IJssel, Nederrijn, Lek 2015
Voor de 20e eeuw werden de Nederlandse rivieren gekarakteriseerd door de aanwezigheid van grote hoeveelheden rivierhout in het stroombed van de rivier, zoals grote omgevallen bomen. Dit rivierhout vormde belangrijke habitat voor tal van inheemse aquatische fauna die tegenwoordig (zeer) zeldzaam is. In het huidige rivierengebied is vrijwel geen ruimte voor de aanwezigheid van rivierhout. Dientengevolge is ook fauna die geassocieerd is met dit habitattype (zoals macrofauna en vis) sterk achteruitgegaan. Een van de maatregelen om de ecologische diversiteit van het huidige rivierengebied te verbeteren, is het herstellen van natuurlijke processen en dynamiek. Om de natuurwaarde te vergroten en de doelen van de KRW te bereiken, wil Rijkswaterstaat Oost Nederland het habitattype grote dode bomen in het rivierstroomgebied gedeeltelijk terugbrengen. Als proef zijn in 2103, 2014 en 2015 op enkele locaties in de Lek, de Nederrijn en de IJssel grote dode bomen onder water geplaatst door deze kunstmatig en gecontroleerd te laten afzinken en te verankeren. Om het effect van het plaatsen van dode bomen in de rivier op de visgemeenschap te evalueren heeft in 2014 en 2015 een vismonitoring plaatsgevonden op de locaties bij Everdingen waar rivierhout is geplaatst. De vismonitoring diende enerzijds inzicht te geven of het rivierhout door vissen gebruikt wordt en anderzijds welke functies het voor vis heeft. Er zijn verschillende locaties met rivierhout bemonsterd en ook referentie-oevers zonder rivierhout. Dit is gedaan in de strang en kribvakken in de Lek bij Everdingen, in de vistrap bij Maurik/Amerongen en in de nevengeul bij Aersoltweerde. Hierbij is gewerkt met een combinatie van elektrovisserij, fuikvisserij, onderwatervideo-observaties. In totaal zijn 23 vissoorten waargenomen, met de meeste soorten in de nevengeul bij Aersoltweerde langs de IJssel (n=18). Het aantal soorten was ook alleen op deze locatie hoger bij het rivierhout, dan op de referentielocatie. De visgemeenschap bij het rivierhout werd gedomineerd door blankvoorn en baars terwijl de visgemeenschap van de referentieoevers sterk varieert per locatie: bij Everdingen domineren exotische zwartbekgrondels de stortstenen oevers, terwijl bij de (referentie) klei-oevers in de geul van Aersoltweerde winde het meest talrijk was. Bij het rivierhout zijn ook stromingsminnende vissoorten gevonden, die belangrijk zijn voor de Kaderrichtlijn Water. Dit geldt echter alleen voor de stromende locaties (Aersoltweerde en vistrap Amerongen). Het rivierhout heeft zeer waarschijnlijk vooral een functie als schuil- en opgroeihabitat, zoals ook al bleek uit de bemonsteringen in 2014. Er zijn hoge abundanties juveniele vis aangetroffen (o.a. blankvoorn, baars en snoekbaars). Voor soorten zoals baars en blankvoorn is het waarschijnlijk dat gepaaid is bij dode bomen. De driedimensionale structuur van de bomen (vooral de takken) vormt waarschijnlijk geschikt substraat om eieren af te zetten en biedt structuur in de waterkolom waar vislarven en juveniele vissen kunnen schuilen. Het rivierhout wordt ook als foerageerhabitat gebruikt door verschillende soorten vis, o.a. blankvoorn en baars, maar ook barbeel. De vissen foerageren op en bij de takken en in het sediment bij de bomen. Dit blijkt met name uit de elektrobemonsteringen en de videobeelden. Ook piscivore vis zoals snoekbaars komt foerageren rond de bomen en predeert waarschijnlijk op juveniele vis die zich rond de bomen ophoudt. Daarnaast blijken palingen veelvuldig 's nachts bij de dode bomen te foerageren (fuikdata). Overdag heeft het rivierhout naast een foerageerfunctie ook een belangrijke schuilfunctie: jonge vissen aggregeren tussen de takken en nabij de stam en wortels. Dit is ook ontdekt door visetende vogels, wat blijkt uit toevallige waarnemingen van jagende fuut en aalscholver (videobeeld) op het rivierhout (foto 4.1). Deze resultaten bevestigen de uitkomsten van de vismonitoring in 2014 (Dorenbosch et al 2014). Een belangrijke bevinding in het onderzoek is dat dode bomen met name hogere dichtheden vis herbergen en zelfs een toegevoegde waarde hebben ten opzichte van natuurlijke rivier- of geuloevers. Hoewel de resultaten minder duidelijk zijn dan in 2014 laten ook de data van 2015 zien dat de bomen (bij Everdingen) relatief meer gebruikt worden door inheemse vissen dan door exoten, in tegenstelling tot de traditionele (stortsteen)oevers waar de exotische zwartbekgrondel doorgaans dominant is. In de vistrap en de nevengeul bij Aersoltweerde komt dit verschil minder duidelijk naar voren. In zijn algemeenheid kan echter gesteld worden dat de dode bomen zeer snel door vissen worden gebruikt en op basis van hun driedimensionale structuur een belangrijke meerwaarde hebben voor riviervissen ten opzichte van traditionele oevers die gekenmerkt worden door stortsteen of een kale zand- of slibbodem. De meerwaarde voor de KRW zal zich nog niet direct vertalen naar een hogere EKRscore omdat niet specifiek reofiele of limnofiele soorten profiteren. Wel duiden de hoge concentraties juveniele barbeel in Aersoltweerde erop dat de opgroeifunctie van reeds aanwezig barbeel mogelijk verbetert dankzij de bomen. Of dit op termijn ook tot hogere abundanties van volwassen barbeel leidt zal de toekomst moeten uitwijzen.