Natuurvriendelijke oevers langs de Maas: toestand en trend na 10 jaar ontwikkeling
In de 90-jaren van de vorige eeuw is gestart met het natuurlijker inrichten van de Maasoevers (PNOM). In 2005 heeft dit programma een grote impuls gekregen door het project “NVO-Maas”. De aanleiding hiertoe was de ambitie om de ecologische kwaliteit van de Maas te verbeteren, wat mede ingegeven was door de Europese Kaderrichtlijn Water. Besloten is om een aanzienlijk deel van de oevers langs de Maas natuurvriendelijk in te richten door de oeverbescherming deels of geheel te verwijderen en - indien nodig - de oevers af te graven. Tot augustus 2017 is hierdoor meer dan 120 km oever heringericht en natuurlijker geworden. Om het succes van deze maatregel te bepalen is in 2008 een monitoringprogramma gestart met een looptijd van 10 jaar, wat ongebruikelijk lang is voor projectmonitoring en daarmee bijzonder waardevol. Dit programma omvat de morfologische en ecologische ontwikkeling van 21 oevertrajecten van zowel de aquatische als terrestrische standplaatsen. Dit rapport beschrijft deze ontwikkeling en legt een relatie met factoren die daarop van invloed kunnen zijn. De oevers die gedurende de periode 2008 – 2017 gevolgd zijn, omvatten twee types: (1) natuurlijke oevers die geheel of deels ontsteend zijn en (2) natuurvriendelijke oevers waar de oever is afgegraven en beschut wordt door een stortstenen dam onder water. Ze worden vergeleken met spontaan eroderende oevers, vastgelegde oevers en kribvakken. De vergelijking tussen deze types geeft inzicht hoe de oeverinrichting de ontwikkeling stuurt. Daarnaast is aanvullende informatie verzameld van potentieel belangrijke omgevingsfactoren, zoals peilvariatie, scheepvaart, oeverhoogte, situering in de rivier, stroomsnelheid, bronpopulaties etc. Het geheel aan potentiële factoren die de oeverontwikkeling zowel morfologisch als ecologisch kunnen beïnvloeden, is gevat in een conceptueel kader.