Nauwkeurigheid in de bepaling van de relatieve dichtheid : bijdrage aan Stuurboord
<p align="left">De relatieve dichtheid van zandige grond wordt doorgaans vastgesteld op basis van grondonderzoek, met name sonderingen. Het effect op modelvoorspellingen van de beperkte nauwkeurigheid waarmee de relatieve dichtheid kan worden vastgesteld, is groot. Het is daarom van belang om te weten wat de nauwkeurigheid is in de relatieve-dichtheidsmetingen. De relatieve dichtheid volgt bij de elektrische dichtheidsmeting en de bepaling door monstername uit drie parameters; de minimum en de maximum dichtheid (referentiedichtheden) en de in-situ dichtheid. De onnauwkeurigheid van elk van deze drie parameters werkt door in de uiteindelijke relatieve dichtheid. De standaardafwijking in de referentiedichtheden wordt geschat op minimaal 1%, maar ligt waarschijnlijk in de orde van 2% á 3%. De onnauwkeurigheid in de in-situ dichtheid is nog groter. De uiteindelijke fout in de relatieve dichtheid is moeilijk te bepalen en is sterk afhankelijk van de procedure. De standaardafwijking bedraagt naar schatting minimaal 5% á 10% maar kan oplopen tot wel 30%. De nauwkeurigheid van de elektrische dichtheidsmeting (EDM) is alleen globaal in te schatten. De standaardafwijking van het met een EDM bepaalde poriëngehalte (n) wordt geschat op circa 2% (absolute waarde). De uiteindelijke standaardafwijking van de relatieve dichtheid is sterk afhankelijk van de nauwkeurigheid en de verwachtingswaarde van de referentiedichtheden en wordt op basis van dit onderzoek geschat op circa 15%. Wanneer sprake is van een meer heterogene bodemopbouw, zal de spreiding aanzienlijk groter zijn. Bij een dichtheidsonderzoek op de Maasvlakte, waar sprake was van een wisselende laagopbouw, wordt de afwijking geschat op minimaal 20% à 25%. De vele correlaties tussen de conusweerstand en de relatieve dichtheid, de CPT-correlaties, lijken erg veel op elkaar. De verschillen tussen alle bestaande correlaties zijn relatief gering en worden voornamelijk toegeschreven aan de verschillende eigenschappen van de gebruikte zandsoorten, met name de samendrukbaarheid. De bandbreedte waarbinnen alle voorspellingen met CPT-correlaties zullen liggen, is van dezelfde orde van grootte als de bandbreedte waarbinnen de met EDM bepaalde waarden zullen liggen, namelijk inde orde van 10% wanneer niets bekend is over de eigenschappen van de ondergrond tot 5% wanneer op basis van aanvullende informatie aangaande de samendrukbaarheid, laterale spanningen of OCR-waarde een specifieke correlatie kan worden gekozen.</p>