Ecologie, visserij en monitoring van mesheften in de Voordelta

De aanleg van het landuitbreidingsproject Maasvlakte-2 is voorzien om de toekomstige ontwikkeling van de haven van Rotterdam te kunnen bedienen. De aanleg van Maasvlakte-2 mag zo min mogelijk invloed hebben op de natuur. Waar toch (beschermde) natuur verloren gaat, 
dient te worden gecompenseerd. Dat gebeurt volgens Nederlandse en Europese bepalingen. 
De Europese Vogel- en Habitatrichtlijn is hierbij leidend. Als onderdeel van de compensatie zal een Zeereservaat worden ontwikkeld dat compenseert voor het verlies aan zeenatuur. Dit Zeereservaat, ter grootte van ongeveer 25.000 hectare, is voorzien voor de kust van 
Schouwen-Duiveland, Goeree-Overflakkee en Voorne-Putten. 
Om de compenserende waarde van het Zeereservaat in te kunnen schatten, is er kennis nodig van het voorkomen van kwalificerende soorten en hun gebruik van het gebied. Een van de vogelsoorten is de zwarte zee-eend. Uit de eerste resultaten van de nulmetingen (RIKZ) voor 
vogels en bodemdieren in het gebied is het beeld ontstaan dat zwarte zee-eenden zich voornamelijk ophouden nabij gebieden met waargenomen hoge dichtheden mesheften (Ensis spp.). 
Het Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ) onderzoekt in hoeverre mesheften in de Voordelta een voedselbron vormen voor zwarte zee-eenden en daarmee een sturende factor kunnen zijn voor de ruimtelijke verspreiding van de vogels in de Voordelta. 
Om meer inzicht te krijgen in bovengenoemde vraag heeft RIKZ aan het Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) gevraagd onderzoek te doen naar de ecologie van mesheften in de Voordelta. Dit rapport is het resultaat van een literatuurstudie, aangevuld met interviews van experts en ervaringsdeskundigen op het gebied van mesheften. De resultaten van deze interviews zijn verwerkt in de tekst.

Datum rapport
27 januari 2006
Auteurs
Craeymeersch, J.A., Kesteloo, J.J., Wijsman, J.W.M.
Uitgever
Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV. In opdracht van Rijksinstituut voor Kust en Zee (RWS, RIKZ)
Documentnummer
Rapport nr. C009/06