Transitie naar emissieloze binnenvaart, analyse van scheepsprestaties en vaarbereik met reissimulaties
Dit rapport beschrijft een vooronderzoek naar de effecten van de energietransitie en emissieloos varen op de operatie van schepen in de binnenvaartsector. De nieuwe energiedragers kenmerken zich door een lagere energiedichtheid ten opzichte van diesel. Om dezelfde energievoorraad te kunnen meenemen is meer gewicht en/of meer volume nodig voor energieopslag aan boord. Dat gaat ten koste van ladinggewicht en/of lading volume. Dat kan er ook toe leiden dat het vaarbereik van een schip afneemt. of dat ruimte voor de machinekamer, accommodatie of lading ingeruild moet worden voor energieopslag aan boord. In dit vooronderzoek zijn twee aspecten hiervan verkend: 1. Hoe kunnen scenario’s voor een bunkerinfrastructuur ontwikkeld worden voor verschillende energiedragers. 2. Het voorspellen van de vermogensvraag van een binnenschip gedurende de operatie vanuit de invalshoek “rightsizing” – niet meer vermogen toepassen dan nodig. Potentiële nieuwe energiedragers hebben een lagere energiedichtheid, waardoor schepen vaker een energiedrager moeten bijvullen (of wisselen). Daarvoor moeten voldoende locaties langs de route aanwezig zijn. Binnen het onderzoek is gekeken naar de relatie tussen aanwezig vermogen, vaarbereik en de hoeveelheid energie aan boord. De volgende onderzoeksvraag is geformuleerd: 1. Wat is het effect van de hoeveelheid meegedragen energie op het vaarbereik van een binnenschip en de nodige bunkerinfrastructuur? Right-sizing is van belang omdat het (indien mogelijk) verminderen van geïnstalleerd vermogen direct (positief) effect heeft op investeringskosten en energieverbruik. Hierbij hoort de volgende onderzoeksvraag: 2. Wat is het effect van het geïnstalleerde vermogen op de reistijd, het energieverbruik en de minimaal haalbare snelheid? Het onderzoek is uitgevoerd met behulp van reissimulaties. Deze simulaties zijn gedaan voor vier verschillende 110m schepen, met een variërende hoeveelheid energie aan boord en een variërende hoeveelheid geïnstalleerd vermogen. Als vaarroute is de route Rotterdam – Iffezheim gebruikt. Initieel was het de bedoeling de route tot aan Basel te onderzoeken, maar het was niet mogelijk om binnen de beschikbare tijd voldoende nauwkeurige vaarweggegevens te verzamelen.