Analyse geulwandsuppletie Ameland zuidwest

Tussen mei 2017 en januari 2018 is aan de zuidwest kant van Ameland een geulwandsuppletie uitgevoerd. Het voorliggende rapport beschrijft aan de hand van vragen die vanuit Rijkswaterstaat gesteld zijn een tussentijdse evaluatie van de (morfologische) ontwikkeling van de suppletie. De hoofdvraag die in dit rapport wordt beantwoord luidt: “Wat is de morfologische ontwikkeling van de suppletie?” De suppletie was ontworpen om onder een helling van 1:13 te worden aangelegd tot een hoogte van NAP -8 m en NAP -10 m, afhankelijk van de locatie. De suppletie is over het algemeen lager en onder een flauwere helling aangelegd dan vooraf gespecificeerd. Het totaal netto aangebrachte volume bedroeg 2.600.000 m3 en is daarmee vergelijkbaar met het ontworpen volume van 2.500.000 m3. Tussen eind januari 2018 en begin maart 2020 is ruim driekwart van het netto suppletievolume uit het suppletievak verdwenen. In totaal verdween er 2.100.000 m3 uit het suppletievak, waarvan ongeveer 1.000.000 m3 nog binnen 400 m van de kust en binnen 2 km ten noordwesten van het suppletievak ligt. Het sediment lijkt grotendeels naar het noorden getransporteerd te zijn en relatief weinig naar de Waddenzee. Er lijkt niet direct reden om (sterke) invloed van deze suppletie op de naastliggende plaat/kwelder de Feugelpôlle te verwachten. Het is niet helemaal duidelijk waar de schelpen op de Feugelpôlle precies vandaan komen, maar er zijn geen schelpenbanken aangetroffen in de boringen, die eventueel bedekt zouden zijn geraakt met suppletiezand. Een verstoring van de geulwand-plaat interactie is niet waarschijnlijk. In de MKL- of duinvoet-positie is geen effect van de geulwandsuppletie waarneembaar tot 2019, het is onwaarschijnlijk dat er sediment van de geulwandsuppletie in deze zone terecht is gekomen. De geulwandsuppletie is in mindere mate geschikt gebleken voor het beschermen van de bestortte geulwand en vertragen van kustwaartse geulmigratie. de zeer hoge erosiesnelheden, en met name het snel verdwijnen van sediment vanaf de bestortte geulwand, geven aan dat de suppletie-frequentie nog hoger zal liggen dan in vooraf kon worden ingeschat. Een volledig zandige oplossing om de kustveiligheid te garanderen lijkt daarom een erg grote inspanning te zullen vergen. In relatie tot de hoofdvraag: “Wat is de morfologische ontwikkeling van de suppletie?” concluderen we het volgende: het sediment heeft zich zeer snel verspreid langs de kust. Ruim de helft van het suppletievolume lag eind 2019 langs de zuid- en zuidwestkust van Ameland, in het suppletievak en ten noorden daarvan. Iets minder dan de helft van het gesuppleerde volume is hoogstwaarschijnlijk richting de buitendelta verplaatst, het is niet duidelijk waar het precies terecht is gekomen. Met de vermoedelijke verplaatsing in noordelijke richting komt het zand in het kustfundament terecht, waar het bijdraagt aan het hoofddoel van de suppletie: “het laten meegroeien van het kustfundament”. Mogelijk transport richting de Waddenzee – geen onderdeel van het kustfundament – draagt mogelijk indirect bij aan het kustfundament, doordat er minder sediment vanaf de buitendelta’s richting de Waddenzee gaat.

Datum rapport
22 juli 2020
Auteurs
Onselen, E. van, Vermaas, T.
Uitgever
Deltares. In opdracht van Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving (RWS, WVL)
Documentnummer
Document ID 1205236-002-ZKS-0003