Veilig over Rijkswegen 2014

Geeft inzicht in de stand van zaken van de verkeersveiligheid op het Rijkswegennet in Nederland tot en met 2014. Bij verschillende uitsplitsingen naar aandelen, soorten ongevallen en betrokkenen is gebruik gemaakt van een periode van de afgelopen 3 jaar (2012-2014) om de invloed van jaarlijkse fluctuaties te beperken. Ontwikkeling slachtoffers (op basis van geschat werkelijke aantallen) Geen ophoging ernstige verkeersslachtoffers voor het Rijkswegennet vanaf 2011 Tot 2011 werd jaarlijks het aantal doden en ernstige verkeersgewonden MAIS2+ op het totale Nederlandse wegennet opgehoogd naar geschatte werkelijke aantallen door een koppeling te leggen met LMR-gegevens (Landelijke Medische Registratie). Vanwege de lage registratie van verkeersongevallen in Nederland, vindt er vanaf 2011 geen ophoging plaats naar het geschat werkelijk aantal verkeersgewonden MAIS2+ voor de Rijkswegen. In totaal vielen er 64 dodelijke slachtoffers op het Rijkswegennet in 2014. In 2013 vielen er 58 doden op het Rijkswegennet. Dit is een toename van 10,3%. Op het totale Nederlandse wegennet (Rijk, provincie, gemeente, waterschap en overig) vielen in 2014, net zoals in 2013, 570 dodelijke slachtoffers. Het aantal ernstig verkeersgewonden op het totale Nederlandse wegennet is gestegen van 18.800 in 2013 naar 20.700 in 2014: een stijging van 10,1%. Vanwege het ontbreken van gecorrigeerde cijfers over de jaren 2012 t/m 2014, is het vervolg van deze samenvatting gebaseerd op de geregistreerde ongevallen uit BRON. Registratiegraad verkeersongevallen Het aantal ingezonden processen verbaal van slachtofferongevallen met ernstig letsel daalt al sinds 2010. Toch wil RWS zoveel mogelijk kwalitatief goede informatie opnemen in BRON. Daarom worden de zogenaamde kenmerkenmeldingen (uit de politiemeldkamers) en incidentmeldingen (uit de RWS-verkeerscentrales) toegevoegd aan BRON. Van deze meldingen is slechts “de locatie van het verkeersongeval” op het wegennet bekend. Om geen informatie verloren te laten gaan wordt deze summiere informatie zoveel als mogelijk meegenomen. De toegezegde maatregelen van de minister van Veiligheid en Justitie om de politieregistratie van ernstig verkeersgewonden te verbeteren zijn in 2013 geïmplementeerd. Ook heeft de politie samen met het Verbond van Verzekeraars en VIA het initiatief genomen om de registratie van verkeersongevallen met uitsluitend materiële schade door betrokkenen te vereenvoudigen. Daartoe zijn in 2012 een website en app gelanceerd. Deze nieuwe en aanvullende ongevallenregistratie die uiteraard aan RWS t.b.v. de nationale verkeersongevallendatabase wordt verstrekt maakt het mogelijk meer verkeersongevallen in beeld te brengen. ? Aard en toedracht ongevallen In 31,8% van de geregistreerde ernstige slachtofferongevallen gaat het om een kop-staartongeval. Dit is daarmee de grootste categorie voor de ongevallen gesorteerd naar aard. Voor de toedracht geldt dat ‘afstand’ met 24,7% van de ongevallen de grootste is. Bij beschouwing van enkel de dodelijke ongevallen geldt dat ‘enkelvoudig’ als aard het meest voorkomt (34,6% van de gevallen). Bij de ziekenhuisgewonde ongevallen, is ‘kop-staart de meest voorkomende aard (35,2% van de gevallen). Op autosnelwegen is de ongevalsaard ‘kop-staart’ het meest voorkomend (37,5%) en de toedracht ‘afstand’ (28,7%). Voor autowegen geldt dat de aard ‘frontaal’ met 45,7% en de toedracht ‘voorrang/rood licht’ met 25,7% het meest voorkomen. Rondom kruispunten vormen flankaanrijdingen de grootste categorie voor ‘aard’ (45,7%). ‘Voorrang/rood licht’ is hier met 60,9% de belangrijkste toedracht. Vervoerwijze De personenauto is met 578 van de 922 ernstige slachtoffers (62,7%) de vervoerwijze met het grootste aandeel. Het aantal ernstige slachtoffers en de verdeling naar vervoerwijze in 2012-2014 is vergelijkbaar met 2011-2013. In de periode 2004-2014 is er de laatste jaren een daling te zien in het aandeel van de personenauto. De grootste stijger in aandeel die hier tegenover staat is de voetganger. Bij kwetsbare verkeersdeelnemers wordt 60,6% van de ernstige slachtoffers gemaakt door een flankongeval en in 60,9% van de gevallen is de toedracht ‘voorrang/rood licht’. In bijna 90% van de ongevallen waarbij minstens één kwetsbare verkeersdeelnemer is betrokken, is het ernstige slachtoffer zelf een kwetsbare verkeersdeelnemer. Ongeveer de helft van de ernstige slachtofferongevallen met tenminste één kwetsbare verkeersdeelnemer vindt plaats op autosnelwegen. Bestuurders en gedrag De grootste aantallen ernstige slachtoffers op Rijkswegen in de periode 2012-2014 vallen in de leeftijdsklassen 40 t/m 49 jaar (19,4%) en 50 t/m 59 jaar (16,5%), gevolgd door 18 t/m 24 jaar met 15,0%. Voor elke leeftijdsklasse is circa een kwart van de ernstige slachtoffers dodelijke slachtoffer. Voor de leeftijdsklasse 75+ is dit 44,4%. Het relatieve risico – gecorrigeerd voor verkeersprestatie – op ernstige slachtoffers is het grootst in de leeftijdsklasse 75+. Daarna volgen de klassen 18 t/m 24 en 25 t/m 29. De personenauto heeft voor alle leeftijdsklassen het grootste aandeel. De klasse 16 t/m 17 jaar is de enige klasse waar de personenauto de vervoerwijze van minder dan de helft van de ernstige slachtoffers is. In deze klasse hebben de fiets en bromfiets relatief een groot aandeel. Het aandeel ernstige slachtoffers op motorfietsen neemt tussen 18 en 59 jaar geleidelijk toe, ten koste van de personenauto, terwijl de andere vervoerwijzen een vrij constant aandeel houden. Boven de 60 jaar neemt het aandeel van de fiets toe. ? Tijdstip op de dag De meeste ongevallen vinden plaats tussen 17 en 18 uur (8,4%). Dit is 5,5 maal zo veel als op het rustigste uur: tussen 3 en 4 uur in de nacht. Na correctie voor de verkeersprestatie op Rijkswegen per uur, komt naar voren dat het risico in de nacht veruit het grootst is. Tussen 1 en 5 uur in de nacht is dit gemiddeld 4,4 met een uitschieter naar 6,5 tussen 2 en 3 uur. Tussen 7 en 22 uur is het risicocijfer gemiddeld 0,89 zonder uitschieters. Er vinden in de nacht minder ongevallen plaats dan overdag, maar relatief ten opzichte van de verkeersprestatie veel meer dan overdag. Infrastructuur Op het Rijkswegennet liggen, op basis van het aantal geregistreerde slachtofferongevallen over de jaren 2012-2014, geen black spots. Het totaal aantal verkeersongevallenconcentraties (VOC) op het Rijkswegennet bedraagt 1377. Het risicocijfer op autosnelwegen bedraagt 2,5 ernstige slachtofferongevallen per miljard gereden voertuigkilometers. Op autowegen bedraagt het risicocijfer 8,0. Voor overige rijkswegen is dit 12,5. Dit betekent dat de kans om betrokken te raken bij een ernstig slachtofferongeval op autosnelwegen kleiner is dan op niet-autosnelwegen. Het risicocijfer van het totale Rijkswegennet bedraagt 3,0 ernstige slachtofferongevallen per miljard gereden voertuigkilometers. Vanwege het ontbreken van een landelijke norm voor risicocijfers op Rijkswegen, is het Rijkswegennet opgedeeld in (1) wegvakken met een risicocijfer kleiner dan het landelijke gemiddelde voor het betreffende wegtype (bijvoorbeeld ASW 2x2), (2) wegvakken met een hoger risicocijfer dan het landelijk gemiddelde en (3) wegvakken met een twee keer zo hoog risicocijfer als het landelijk gemiddelde. Uit deze drieling blijkt dat bijna 2900 kilometer (64%) van het autosnelwegennet met 2 of 3 rijstroken een lager risicocijfer heeft dan het landelijke gemiddelde. Het aantal autosnelwegkilometers met een risicocijfer dat twee keer zo hoog is als het landelijke gemiddelde bedraagt voor 2x2 autosnelwegen 674 kilometer (18%); voor autosnelwegen met 3 rijstroken betreft het 100 kilometer (15%). Op autosnelwegen met meer dan 3 rijstroken heeft 24 kilometer een twee keer zo hoog risicocijfer als het landelijke gemiddelde (12%). Op autowegen met 1 en 2 rijstroken heeft respectievelijk 25 kilometer (12%) en 39 kilometer (15%) een risicocijfer dat twee keer zo hoog is als het landelijke gemiddelde voor deze wegtypen. Op overige Rijkswegen betreft het 24 kilometer (9%). Op autosnelwegen zijn er geen significante verschillen in risico tussen wegvakken met maximum snelheden van 130, 120/130, 120, 100/130 en 100 km/u. De be-trouwbaarheidsintervallen zijn klein. Op autowegen en overige wegen zijn de be-trouwbaarheidsintervallen relatief groot. Voor deze wegen is geen betrouwbare vergelijking te maken voor verschillende maximumsnelheden, omdat op autowegen verreweg de meeste voertuigkilometers worden gemaakt bij 100 km/u en bij overige wegen bij 80 km/u. Tussen 2011 en 2014 is relatief gezien het (gemiddelde) ernstig ongevalsrisico op 130 km/h wegen gedaald ten opzichte van het ernstige ongevalsrisico op autosnelwegen waarop geen 130 km/h is ingevoerd. Autosnelwegen zonder vluchtstrook zijn significant onveiliger dan autosnelwegen met vluchtstrook aan de rechterzijde van de rijbaan. Autosnelwegen met zowel een vluchtstrook aan de rechter- als linkerzijde van de rijbaan hebben nog een significant lager ongevalsrisico. Voor autowegen is een soortgelijk beeld zichtbaar, echter de verschillen zijn niet significant aan te tonen. Het gemiddelde risico op bruggen en in tunnels is significant hoger dan het gemiddeld risico op reguliere wegdelen. Het risico in tunnels ligt gemiddeld hoger dan het risico op bruggen, dit is echter niet significant. Alle turbulentiegebieden, met uitzondering van de uitvoeging, vertonen een groter risico dan de reguliere wegvakken. De strookbeëindiging, combinatie en samenvoeging zijn de turbulentiegebieden met het grootste risico dat significant verschilt van het risico in de reguliere gebieden.

Datum rapport
19 mei 2016
Auteurs
Drolenga, H., Janssen-Stans, Y., Taal, H.
Auteur
H. Drolenga, H. Taal, Y. Janssen-Stans ; Grontmij, DGB, Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving (RWS, WVL);
Uitgever
RWS, WVL.
Annotatie
8 dln.
Definitief
Documentnummer
656709