Gevoeligheid faalpaden van waterkeringen voor verdiscontering van vooroeverprocessen : Een verkenning op basis van vier archetypen van de Nederlandse Noordzeekust
Langs de Nederlandse Noordzeekust bevinden zich dijken, dammen, duinen en hybride waterkeringen. Hoewel het huidige beoordelings- en ontwerpinstrumentarium (BOI) voor dijken en dammen enerzijds en duinen anderzijds verschilt in de mate waarin voorlandprocessen expliciet worden meegenomen in de modelering, verschilt de fysica van de waterbeweging en golftransformatie tot aan de teen van de waterkering in beginsel niet. Deze discrepantie komt met name tot uiting in de beoordeling van hybride waterkeringen, omdat hier een keuze voor het instrumentarium moet worden gemaakt, dan wel een hybride aanpak moet worden ontwikkeld. Dit laatste wordt bemoeilijkt door verschillen in aannames die ten grondslag liggen aan de beschikbare modellen.
Dit onderzoek verkent welke voorlandprocessen een relevante bijdrage leveren aan de faalkans van verschillende typen waterkeringen. Voor vier archetypische dwarsdoorsnedes is bepaald welke van de voorlandprocessen golfgedreven opzet, windgedreven opzet, superharmonische triadinteracties, frequentieafhankelijk propageren, windgroei, morfodynamiek en infragravitygolfopwekking een relevante bijdrage leveren aan de bepaling van de faalkans. Hiervoor zijn kwantitatieve kentallen toegekend aan de bijdrage van elk proces aan de condities aan de teen van de waterkering. Deze kentallen zijn vervolgens gebruikt in een kwalitatieve verkenning van de bijdrage van ieder voorlandproces aan de faalkansbepaling.
Uit deze prioritering volgt de aanbeveling om nader te onderzoeken hoe de modelinstrumentaria consistent kunnen omgaan met superharmonische triadinteracties, golfgedreven opzet, infragravitygolfopwekking en morfodynamiek. Deze vier processen leveren een relevante bijdrage aan de faalkansbepaling van zandige, hybride en harde waterkeringen langs de Noordzeekust.