Nevengeulen in uiterwaarden als kraamkamer voor riviervissen

Na het verbeteren van de waterkwaliteit en het opheffen van migratiebarrières, leek het verdere herstel van riviervispopulaties met name te worden belemmerd door de afwezigheid van geschikt habitat. De kansen op het verdere herstel van populaties van deze rheofiele soorten werden aanzienlijk vergroot door de aanleg van heterogene habitats in uiterwaarden, waarbinnen een gradiënt aan stromingsdynamiek aanwezig is. Deze locaties bieden paai- en opgroeimogelijkheden voor vissen.
Voorliggende rapportage beschrijft het gebruik door, met name rheofiele, juveniele vis (0+) van vijf van deze habitattypen, ‘geïsoleerde plas’, ‘aangetakte rivierarm/plas’, ‘aangetakte strang’ en ‘meestromende nevengeul’ en een bestaande habitattype ‘rivieroever’. Om de meerwaarde van de nieuwe habitats te kunnen bepalen, wordt een vergelijking gemaakt met het bestaande habitattype.

Datum rapport
1 maart 2011
Auteurs
Dorenbosch, M., Kessel, N. van, Kranenbarg, J., Leuven, R., Spikmans, F., Verberk, W.
Uitgever
Bosschap, bedrijfschap voor bos en natuur
Annotatie
Hoofdopdrachtgever Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). 
Medegefinancierd door Rijkswaterstaat (RWS). 
Met medewerking van Natuurbalans – Limes Divergens, Stichting RAVON, Stichting Bargerveen, Radboud Universiteit Nijmegen.
Documentnummer
Rapport nr. 2011/OBN143-RI