Afvallende en bijkomende rijstroken : verkennend onderzoek naar verkeersveiligheid en rijgedrag Rijkswaterstaat Grote Projecten en Onderhoud
Het doel van dit onderzoek was om meer inzicht te krijgen in het rijgedrag en de relatie met het wegontwerp bij afvallende en bijkomende rijstroken (in bestaande situaties). Rijkswaterstaat wil de inzichten gebruiken om na te gaan of de ontwerprichtlijnen op basis van dit onderzoek aangescherpt kunnen worden, ten einde de verkeersveiligheidsrisico’s te reduceren en/of beheersen.
Uit een analyse van de geometrische kenmerken van deze configuraties blijkt dat het in de meeste gevallen om (pseudo) asymmetrische weefvakken gaat: het voorliggende divergentiepunt (voor een afvallende rijstrook) en het navolgende divergentiepunt (na een bijkomende rijstrook), liggen op dusdanige korte afstand, dat deze configuraties conform de Handreiking Bewegwijzeringsschema’s als asymmetrisch weefvak geclassificeerd moeten worden.
De resultaten van dit onderzoek geven niet direct aanleiding om maatregelen voor te schrijven; de risicocijfers en het gedragsonderzoek laten geen opvallende ongewenste resultaten zien die gelden voor afvallende en bijkomende rijstroken in het algemeen. Dat wil niet zeggen dat dergelijke configuraties ‘zo maar’ kunnen worden toegepast; als gevolg van de configuratie komen er wel manoeuvres voor die als ‘minder wenselijk’ gekwalificeerd kunnen worden. Wel kan worden geconcludeerd dat het belangrijk is om zorgvuldig om te gaan met de inrichting en uitrusting van afvallende rijstroken: bewegwijzering en markering dienen consistent en duidelijk voor de weggebruiker te zijn, om daarmee de kans op ongewenste manoeuvres te minimaliseren.
In dit onderzoek is er geen vergelijking gemaakt met ‘referentiewegvakken’ (in- en uitvoegers), waardoor geen uitspraak mogelijk is over de afvallende en bijkomende rijstroken veiliger zijn dan de ‘standaard’ oplossing.