Apparatuurgebruik, gordeldracht en gebruik kinderzitjes door automobilisten en chauffeurs, op gemeentelijke wegen, provinciale wegen en autosnelwegen
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat voert beleid om afleiding door apparatuur in het verkeer tegen te gaan. Om deze reden is in het najaar van 2016 een zogeheten ‘proefmeting’ uitgevoerd naar het apparatuurgebruik in het gemotoriseerd verkeer (auto’s, bestelwagens en vrachtwagens), met als doel een standaard meetmethode te ontwikkelen.
Op basis van de proefmeting zijn een aantal aanbevelingen gedaan om de betrouwbaarheid van de metingen te vergroten. Deze aanbevelingen zijn overgenomen en in de zomer van 2018 is een eerste meting (de 0-meting) naar apparatuurgebruik uitgevoerd. In de nazomers van 2020 (de 1-meting) en 2021 (de 2-meting) zijn vervolgmetingen naar apparatuurgebruik in de auto uitgevoerd waarbij ook het gebruik van gordels en kinderzitjes is gemeten op gemeentelijke wegen en autosnelwegen.
Deze rapportage gaat in op de resultaten van de meting uit 2022 (de 3-meting). In de meting van 2022 is het gebruik van apparatuur, gordels en kinderzitjes geobserveerd op gemeentelijke wegen, autosnelwegen en voor het eerst ook op provinciale wegen.