Plan van aanpak risicomonitoring Roggenplaatsuppletie : monitoring effecten op de nabijgelegen mosselkweekpercelen

Rond de Roggenplaat liggen mosselpercelen die tot de beste van de Nederlandse mosselkweek behoren. Mosselkwekers zijn bevreesd dat de aanleg van de suppleties op de Roggenplaat zal leiden tot negatieve effecten (sterfte, verminderde groei of opbrengst) voor de mosselen op hun percelen waardoor hun bedrijfsvoering kan worden geschaad. In een eerder uitgevoerde risico beoordeling zijn de risico’s voor de mosselkwekers ingeschat op basis van modelberekeningen en expert judgement.
Monitoring is van belang om vast te kunnen stellen of ongewenste situaties zich gaan voordoen.
Dit plan van aanpak beschrijft de monitoringsactiviteiten die worden voorgesteld om eventuele negatieve effecten op de kweekpercelen in kaart te brengen en te kwantificeren. Deze risicomonitoring is aanvullend op het monitoringsplan dat is opgesteld vanuit het Center of Expertise Deltatechnology dat zich vooral richt op de morfologische en ecologische effecten van de suppleties. Dit plan van aanpak is mede tot stand gekomen door inbreng van vertegenwoordigers van de mosselsector en Rijkswaterstaat. 
Om de causale verbanden tussen de aanleg van de suppleties op de Roggenplaat en eventuele schade op de percelen statistisch te kunnen aantonen is een zeer intensief monitoringprogramma nodig vanwege de veelheid aan mogelijke oorzaak-effect relaties. Daarom is er hier gekozen voor een drieledige onderzoeksopzet: (1) basismonitoring, gericht op het volgen van de productie van de mosselen op de percelen in het verleden en ná de aanleg, en het in kaart brengen van eventuele schade als gevolg van de suppleties; (2) vinger aan de pols monitoring (of procesmonitoring), vooral gericht op de processen tussen de ingreep (suppleties) en de effecten (schade aan percelen). De vinger aan de pols monitoring richt zich op veel verschillende processen, elk met een relatief beperkte inspanning. Dit type monitoring kan mogelijk onverwachte effecten vroegtijdig signaleren waardoor er maatregelen kunnen worden genomen om eventuele schade te beperken; (3) calamiteiten monitoring kan volgen uit de vinger aan de pols monitoring indien op basis van de resultaten wordt besloten een bepaald type monitoring in een specifiek gebied te intensiveren. De calamiteiten monitoring kan dan mogelijk dienen voor het vaststellen van een causaal verband tussen ingreep en effect.

Datum rapport
14 april 2017
Auteurs
Kraan, M., Wijsman, J.W.M.
Auteur
Wageningen University & Research (WUR)
Uitgever
WUR
Annotatie
In opdracht van Rijkswaterstaat, Water, Verkeer en Leefomgeving (RWS, WVL)
Documentnummer
C037.17