Veilig over Rijkswegen 2015
Deze rapportage geeft inzicht in de stand van zaken van de verkeersveiligheid op het Rijkswegennet in Nederland tot en met 2015. Bij verschillende uitsplitsingen naar aandelen, soorten ongevallen en betrokkenen is gebruik gemaakt van een periode van de afgelopen 3 jaar (2013-2015) om de invloed van jaarlijkse fluctuaties te beperken. Ontwikkeling slachtoffers (op basis van geschat werkelijke aantallen) Geen ophoging ernstige verkeersslachtoffers voor het Rijkswegennet vanaf 2011 Jaarlijks wordt het aantal ernstige verkeersgewonden op het totale Nederlandse wegennet opgehoogd naar de werkelijke omvang aantallen door een koppeling te leggen met LMR-gegevens (Landelijke Medische Registratie). Vanwege de lage registratie verkeersongevallen in Nederland, vindt vanaf 2011 geen ophoging plaats naar werkelijke omvang verkeersgewonden voor de Rijkswegen. In totaal vielen er 82 dodelijke slachtoffers op het Rijkswegennet in 2015. In 2014 vielen er 64 doden op het Rijkswegennet. Dit is een toename van 28,1%. Op het totale Nederlandse wegennet (Rijk, provincie, gemeente, waterschap en overig) vielen in 2015 621 dodelijke slachtoffers, dit is 9% meer dan in 2014 (570 dodelijke slachtoffers). Het aantal ernstig verkeersgewonden op het totale Nederlandse wegennet is gestegen van 20.700 in 2014 naar 21.300 in 2015: een stijging van 3%. Vanwege het ontbreken van opgehoogde cijfers over de jaren 2013 t/m 2015, is het vervolg van deze samenvatting gebaseerd op de geregistreerde ongevallen uit BRON. Registratiegraad verkeersongevallen Het aantal ingezonden processen verbaal van slachtofferongevallen met ernstig letsel daalt al sinds 2010. Toch wil RWS zoveel mogelijk kwalitatief goede informatie opnemen in BRON. Daarom worden de zogenaamde kenmerkenmeldingen (uit de politiemeldkamers) en incidentmeldingen (uit de RWS-verkeerscentrales) toegevoegd aan BRON. Van deze meldingen is slechts “de locatie van het verkeersongeval” op het wegennet bekend. Om geen informatie verloren te laten gaan wordt deze summiere informatie zoveel als mogelijk meegenomen. De toegezegde maatregelen van de minister van Veiligheid en Justitie om de politieregistratie van ernstig verkeersgewonden te verbeteren zijn in 2013 geïmplementeerd. Ook heeft de politie samen met het Verbond van Verzekeraars en VIA het initiatief genomen om de registratie van verkeersongevallen met uitsluitend materiële schade door betrokkenen te vereenvoudigen. Daartoe is in maart 2016 de STAR website en app gelanceerd. Deze nieuwe en aanvullende ongevallenregistratie die uiteraard aan RWS t.b.v. de nationale verkeersongevallendatabase wordt verstrekt, maakt het mogelijk meer verkeersongevallen in beeld te brengen. De registratie van verkeersongevallen in BRON (Bestand GeRegistreerde Ongevallen in Nederland) is in 2015 voor het derde opeenvolgende jaar verbeterd (17% in 2013, 20% in 2014 en 28% in 2015). Een stijging van de registratiegraad van 20% naar 28% leidt tot een stijging van 40% in het geregistreerde aantal ongevallen (bij een gelijk werkelijk aantal). Onbekend is hoe zich dit aantal verhoudt tot het werkelijk aantal ongevallen op rijkswegen. Sinds 2015 vindt er een wijziging in de politieregistratie plaats. De politie geeft alleen aan of iemand naar een ziekenhuis is vervoerd, terwijl deze in BRON nog wel worden weergegeven als “ziekenhuisopname”. Hierdoor is het niet meer mogelijk een betrouwbaar onderscheid aan te brengen tussen het letsel van de slachtoffers (letsel met daadwerkelijke ziekenhuisopname, letsel spoedeisende hulp, letsel overig). Ook worden sinds 2015 alle gegevens uit de politieregistratie overgenomen en vindt geen controle meer plaats op deze ingevulde gegevens. Navolgende tabel laat de gewijzigde verdeling in 2015 ten opzichte van voorliggende jaren duidelijk zien. Tegenover de enorme stijging van letsel met ziekenhuisopname staat een enorme afname van letsel spoedeisende hulp. Indien het subtotaal van letsel ziekenhuisopname en letsel spoedeisende hulp wordt genomen, ligt de toename in 2015 ten opzichte van 2014 met ongeveer 42% in dezelfde omvang met die van de toename bij dodelijk letsel (+37%) en letsel overig (+52%). Jaarlijks aantal slachtoffers 2013-2015 naar ernst letsel op autosnelwegen en andere Rijkswegen Jaar Dodelijk letsel (1) Ziekenhuisopname (2) Spoedeisende hulp (3) Overig (4) Subtotaal (2)+(3) 2013 60 257 673 213 930 2014 65 217 829 310 1046 2015 89 1465 25 472 1490 De verandering in politieregistratie heeft gevolgen voor de definitie van het begrip ‘ernstig gewonden’ in Veilig over Rijkswegen deel A voor ongevallen vanaf 2015. Een ernstig gewond slachtoffer is hierdoor sinds 2015 een verkeerslachtoffer dat als gevolg van een ongeval op een rijksweg is vervoerd naar het ziekenhuis (en dus niet per se is opgenomen). Hierin is dus sinds 2015 ook het veel grotere aandeel van de spoedeisendehulpgevallen begrepen, die gemiddeld genomen een lagere letselernst kennen dan de gevallen met ziekenhuisopname. De wijziging in registratie zorgt voor hogere absolute aantallen ernstige slachtofferongevallen en slachtoffers. Ook de geregistreerde risicocijfers zijn hierdoor ten opzichte van vorige uitgaven van Veilig over Rijkswegen, hoger, zonder dat dat hoeft te betekenen dat het risico daadwerkelijk is toegenomen. De geregistreerde gevallen kunnen daardoor niet zonder meer worden vergeleken over de tijd. Vergelijkingen van wegen onderling in dezelfde periode kunnen daarentegen nog wel worden gemaakt. Aard en toedracht ongevallen In 33,3% van de geregistreerde ernstige slachtoffergevallen gaat het om een kop-staartongeval. Dit is daarmee de grootste categorie voor de ongevallen gesorteerd naar aard ongeval. Voor de toedracht geldt dat ‘afstand’ met 28,7% van de ongevallen de grootste groep is op snelwegen. Bij beschouwing van enkel de dodelijke ongevallen geldt dat ‘enkelvoudig’ als aard het meest voorkomt (32,6% van de gevallen). Bij de ziekenhuisgewonde ongevallen, is aard ongeval ‘kop-staart’ de meest voorkomende groep (39,4% van de gevallen). Op autosnelwegen is de ongevalsaard ‘kop-staart’ het meest voorkomend (42,9%) en de toedracht ‘afstand’ (48,0%). Voor autowegen geldt dat de aard ‘frontaal’ met 50,0% en de toedracht ‘verkeerde manoeuvre’ met 40,0% het meest voorkomen. Rondom kruispunten vormen flankaanrijdingen de grootste categorie voor ‘aard’ (48,7%). ‘Voorrang/rood licht’ is hier met 77,5% de belangrijkste toedracht. Vervoerwijze De personenauto is met 1191 van de 2153 ernstige slachtoffers (55,3%) de ver-voerwijze met het grootste aandeel. Bij kwetsbare verkeersdeelnemers valt 65,3% van de ernstige slachtoffers door een flankongeval en in 59,6% van de gevallen is de toedracht ‘voorrang/rood licht’. Ongeveer een derde van de ernstige slachtofferongevallen met tenminste één kwetsbare verkeersdeelnemer vindt plaats op autosnelwegen. Bestuurders en gedrag De grootste aantallen ernstige slachtoffers op Rijkswegen in de periode 2013-2015 vallen in de leeftijdsklassen 40 t/m 49 jaar (18,2%) en 18 t/m 24 jaar (16,7%), gevolgd door 30 t/m 39 jaar met 16,1%. Voor elke leeftijdsklasse is circa een kwart van de ernstige slachtoffers een dodelijk slachtoffer. Het risico – waarbij is gecorrigeerd voor verkeersprestatie – op ernstige slachtoffers is het grootst in de leeftijdsklasse 75+. Daarna volgen de klassen 18 t/m 24 jaar en 25 t/m 29 jaar. De personenauto heeft voor alle leeftijdsklassen het grootste aandeel. De klasse 16 t/m 17 jaar is de enige klasse waar de personenauto de vervoerwijze van minder dan de helft van de ernstige slachtoffers is. In deze klasse hebben de fiets en bromfiets relatief een groot aandeel. Het aandeel ernstige slachtoffers op motorfietsen neemt tussen 18 en 59 jaar geleidelijk toe, ten kosten van de personenauto, terwijl de andere vervoerwijzen een vrij constant aandeel houden. Boven de 60 jaar neemt het aandeel van de fiets toe. Tijdstip op de dag De meeste ernstige slachtofferongevallen vinden plaats tussen 16 en 17 uur (8,2%). Het rustigste uur is tussen 2 en 3 uur in de nacht. In relatie tot de verkeersprestatie op Rijkswegen per uur, komt naar voren dat het risico in de nacht veruit het grootst is. Tussen 1 en 5 uur in de nacht is dit gemiddeld 4,4 met een uitschieter naar 5,2 tussen 2 en 3 uur. Tussen 7 en 22 uur is het risicocijfer gemiddeld 0,7 zonder uitschieters. Er vinden in de nacht minder ongevallen plaats dan overdag, maar in relatie tot de verkeersprestatie veel meer dan overdag. Infrastructuur Een blackspot (BS) is een locatie waarbij binnen 300 meter stroomafwaarts van dit punt minimaal 6 slachtofferongevallen (niet alleen dodelijke ongevallen en ziekenhuisongevallen maar ook ongevallen met minder ernstig letsel) hebben plaatsgevonden in de periode 2013-2015. De veranderingen in de politieregistratie en de consequenties hiervan voor de definitie van het begrip ‘ernstig gewonden’ kan een verklaring zijn voor het feit dat er, na jaren van afwezigheid in 2015 op de hoofdrijbaan weer 3 blackspots zijn geregistreerd. Daarnaast is in 2015 de methodiek omtrent blackspots verbeterd waardoor ook de kruispunten met het onderliggend wegennet worden bekeken. Uit deze analyse blijkt dat er – op basis van de nieuwe definitie van ernstige gewonden - 9 blackspots zijn op kruispunten met het onderliggend wegennet. Naast de in totaal 12 blackspots zijn er ook nog 90 bijna-blackspots. Het totaal aantal verkeersongevallenconcentraties (VOC) op het Rijkswegennet bedraagt 1813. Sinds 2012 neemt het aantal VOC’s sterk toe, dit is grotendeels toe te schrijven aan de toename van de registratiegraad. Het risicocijfer op autosnelwegen bedraagt 6,9 ernstige slachtofferongevallen per miljard gereden voertuigkilometers. Op autowegen bedraagt het risicocijfer 14,6. Voor overige rijkswegen is dit 15,5. Dit betekent dat de kans om betrokken te raken bij een ernstig slachtofferongeval op autosnelwegen kleiner is dan op niet-autosnelwegen. Het risicocijfer van het totale Rijkswegennet bedraagt 7,5 ernstige slachtofferongevallen per miljard gereden voertuigkilometers. Vanwege het ontbreken van een landelijke norm voor risicocijfers op Rijkswegen, is het Rijkswegennet opgedeeld in (1) wegvakken met een risicocijfer kleiner dan het landelijke gemiddelde voor het betreffende wegtype (bijvoorbeeld ASW 2x2), (2) wegvakken met een hoger risicocijfer dan het landelijk gemiddelde en (3) wegvakken met een twee keer zo hoog risicocijfer als het landelijk gemiddelde. Uit deze driedeling blijkt dat bijna 2900 kilometer (61%) van het autosnelwegennet met 2 of 3 rijstroken een lager risicocijfer heeft dan het landelijke gemiddelde. Het aantal autosnelwegkilometers met een risicocijfer dat twee keer zo hoog is als het landelijke gemiddelde bedraagt voor 2x2 autosnelwegen 452 kilometer (11%); voor autosnelwegen met 3 rijstroken betreft het 87 kilometer (13%). Op autosnelwegen met meer dan 3 rijstroken heeft 10 kilometer een twee keer zo hoog risicocijfer als het landelijke gemiddelde (5%). Op autowegen met 1 en 2 rijstroken heeft respectievelijk 41 kilometer (17%) en 111 kilometer (36%) een risicocijfer dat twee keer zo hoog is als het landelijke gemiddelde voor deze wegtypen. Op overige Rijkswegen betreft het 33 kilometer (9%). Het risicocijfer over de periode 2013-2015 van 7,5 ernstige slachtofferongevallen per miljard gereden voertuigkilometers op autosnelwegen met een snelheidslimiet van 130 km/u ligt hoger dan het risicocijfer van 5,4 op autosnelwegen met een snelheidslimiet van 120 km/u. Voor autowegen en overige wegen onderling is geen betrouwbare vergelijking te maken voor verschillende maximumsnelheden, omdat op autowegen verreweg de meeste voertuigkilometers worden gemaakt bij 100 km/u en bij overige wegen bij 80 km/u. Op trajecten waar permanent 130 km/h is gaan gelden, is ten opzichte van trajec-ten waar de snelheidslimiet 120 km/h is gebleven, op etmaalbasis sprake van een 13% negatievere ontwikkeling als we zowel de dodelijke ongevallen als de ongevallen met ziekenhuisgewonden in beschouwing nemen. Op trajecten waar variabel 120/130 km/h is gaan gelden, is ten opzichte van trajecten waar de snelheidslimiet 120 km/h is gebleven, op etmaalbasis sprake van een 24% negatievere ontwikkeling.