Oeververbindingen over het Gooi- en Eemmeer in 1980/85

Indien voorshands - tot 1980 of zelfs 1985 - slechtséén oeververbinding, nl. de brug bij Muiderberg in de RW nr. 6, beschikbaar zal zijn, wat zijn dan de consekwenties voor de RW nrs. 1 en 6 ? Kunnen deze het "Almere-verkeer" èn het langere afstandsverkeer op de brug bij Muiderberg verwerken, c.q. aanvoeren? Indien in 1985, of reeds in 1980 twee oeververbindingen over het Gooi- en Eemmeer beschikbaar zullen zijn, zijn dan de consekwenties voor - met name de RW nr. 1 - minder ongunstig? Voor de beantwoording van deze vragen is allereerst de "autonoom" te verwachten situatie 1980/1985 - dus zonder Almere - benaderd; deze is geconfronteerd met de bestaande plannen teneinde eventueel aanwezige reserves in het geprojecteerde wegennet te kunnen beperken. Vervolgens is het "behoeftenpatroon" van het Gooi- en Eemmeer overschrijdend "Almere"-verkeer bij één (Muiderberg) en bij twee (Muiderberg en Oostermeent) oeververbindingen benaderd en uitgedrukt in aantallen benodigde rijstroken op met name de RW nrs 1 en 6. Uit een confrontatie van de reserves zonder Almere(verkeer) en de verkeersbehoeften van Almere blijken volgens deze gedachtengang tenslotte de knelpunten.

Datum rapport
1 januari 1971
Auteur
[Ministerie van Verkeer en Waterstaat], Rijkswaterstaat, Dienst Verkeerskunde (RWS, DVK)
Annotatie
4 p.
6 bijl.
(Nota / Dienst Verkeerskunde ; 71-37)
Documentnummer
47824