De sublitorale begroeiing van de geulwand-verdediging bij Bath in de Westerschelde in 1998

In het najaar van 1998 werd de in 1997 aangelegde geulwandverdediging bij Bath bemonsterd. Ondanks sterke fluctuaties in abiotische factoren en de mogelijke invloed van vervuiling bleek de geulwandverdediging ter plekke goed begroeid te zijn. De dominante organismen waren zeepokken en Japanse oesters. De levensgemeenschap bestond uit weinig soorten en was typerend voor een brakwatermilieu. De bemonsterde substraten, te weten basalt en fosforslakken, verschilden niet qua begroeiing. Het fluorgehalte van oesters afkomstig van fosforslakken was 11 maal zo hoog als in oesters die op basalt groeiden. Dit verschil hangt waarschijnlijk samen met het hoge fluorgehalte van fosforslakken. De metaalgehalten van oesters verschilden niet veel tussen de beide substraattypen. Dit was ook niet te verwachten gezien de lage metaalgehalten in fosforslakken. In vergelijking met andere gebieden waren de metaalgehalten wel hoog. Met name Cadmium, Zink, Lood en waarschijnlijk ook Chroom vertonen extreem hoge waarden. Dit is hoogstwaarschijnlijk het gevolg van watervervuiling.

Datum rapport
12 februari 1999
Auteurs
Moorsel, G.W.N.M. van, Waardenburg, H.W.
Auteur
G.W.N.M. van Moorsel, H.W. Waardenburg; Bureau Waardenburg
Uitgever
Bureau Waardenburg.
Annotatie
40 p.
ill., bijl.
Eindrapport
Opdrachtgever: Rijkswaterstaat Directie Zeeland
Vervaardigd op verzoek van opdrachtgever en is zijn eigendom
Rapport nr. 99.02
Documentnummer
386027