Biologische monitoring zoete Rijkswateren : Samenstelling van de visstand in 1998/1999 op basis van vangsten met de kor, de ankeruil en het elctrisch schepnet
In het najaar van 1998 zijn visbestandsopnamen uitgevoerd in het benedenrivierengebied (Hollands Diep, Oude Maas en Nieuwe Merwede), de Getijden Lek, de Getijden Maas en in het voorjaar van 1999 in de benedenlop van de Gelderse Ijssel, de Gelderse Poort (Rijn en bovenlopen van Waal, Nederrijn en Gelderse IJssel) en de Grensmaas. Zowel in het najaar als in het voorjaar heeft bemonstering plaatsgevonden met de kor, het electrisch schepnet en de ankeruil. In het programma worden sinds 1997 de kor en electroschepnet in alle kerngebieden ingezet, waardoor een vergelijking tussen gebieden beter gemaakt kan worden. Hoewel de ankeruil als doel heeft de trekkende vis te bemonstern, blijken de vangsten zeer laag en gedomineerd te worden door eurytope (zowel in stromend als in stilstaande wateren) soorten. Aanvullend inzicht in de toestand van de visstand wordt door dit vistuig niet gegeven. In totaal zijn 35 zoetwatervissoorten gevangen. Van de vangst bestaat 89% uit de eurytope soorten brasem, blankvoorn, snoekbaars, kolbei, baars, pos, aal en de partieel rheofiele (stroomminnende) riviergrondel. De meeste van de waargenomen rheofiele vissoorten zijn zowel met de kor als met het electrisch schepnet gevangen. Bij de vangsten van deze soorten met het electrisch schepnet domineerde kopvoorn (vnl. Grensmaas), alver en winde, terwijl in de kor riviergrondel, bot (Benedenrivier) en spiering (vnl. benedenloop Gelderse IJssel) veel voorkomen. In het Benedenrivierengebied domineren de eurytope all, blankvoorn, brasem kolbei en snoekbaars, de katadrome soort bot en de partieel rheofiele riviergrondel in de vangsten. Het soortenaantal is in de regio Getijden Lek het laagst van alle regio's. In de Benedenloop van de Gelderse IJssel zijn overeenkomstig met de vorige bemonsteringen zeer hoge vangsdichtheden met de kor waargenomen. Dit geldt met name voor de eurytope pos, blankvoor, brasem en kolblei en voor de zoet-zout rheofiele spiering. In de Gelderse Poort zijn de obligaat rheofiele soorten kopvoorn, sneep en barbeel aangetroffen. Evenals in het voorjaar van 1997 en 1998 werd ook in de huidige bemonsteringsperiode meer vis in de zijwatern aangetroffen dan in de hoofdstroom en oeverzone. In de zijwateren worden vaak grote hoeveelheden jonge vis aangetroffen. De soortenrijkdom blijkt hoger in de oeverzone van de hoofdstroom dan in de zijwateren. In de boventrajecten van de Gelderse IJssel, Nederrijn, Waal en Rijn en in de Grensmaas worden meer rheofiele soorten aangetroffen dan in de andere kerngebieden overeenkomstig de habitateisen die voor deze soorten kenmerkend zijn.