Zandhonger Oosterschelde : een verkenning naar mogelijke maatregelen
Na de aanleg van de Deltawerken is het getijvolume van het in- en uitstromend water in de Oosterschelde verminderd. Het gevolg daarvan is het ontstaan van zandhonger: de geulen zijn te diep voor de hoeveelheid water die er door stroomt, ze willen verondiepen. Voor herstel van het morfologisch evenwicht is 400-600 m3 zand nodig. Vanuit de Voordelta komt nauwelijks zand de Oosterschelde binnen, het zand dat in de geulen verdwijnt is dan ook afkomstig van het intergetijdengebied. Bij volledige wegspoelen van het sediment uit het intergetijdengebied, inclusief de schorren, wordt 160 miljoen m3 zand geleverd, dat is niet genoeg om de zandhonger te stillen. De verwachting is, dat uiteindelijk het intergetijdengebied verdwijnt. Nu al is in 20 jaar tijd de oppervlakte met 10% afgenomen. De ecologische gevolgen zullen, naar nu blijkt, al over tientallen jaren merkbaar zijn. Bepalend is niet de snelheid van de afname van het oppervlak van het intergetijdengebied, maar de afname van de tijd dat de platen en slikken droogvallen. Steltvogels die afhankelijk zijn van deze gebieden voor hun voedselvoorziening hebben minder tijd om te foerageren. Bovendien verandert de geschiktheid van de omgeving voor bodemorganismen, de belangrijkste voedselbron voor vogels in de Oosterschelde.