Beheer van de Haringvlietsluizen volgens de Kier monitoring wieren : vastlegging T0-situatie
Met het beheer van de Haringvlietsluizen ontstaat er onder bepaalde omstandigheden ter hoogte van de sluizen een overgangsgebied van zoet naar brak water. Voor wat betreft het bovenwater strekt dit overgangsgebied zich, onder condities van een hoge zoutindringing (lage rivierafvoer en hoge opzet op zee) bij vloed, tot zo'n 2 km ten oosten van de sluizen uit. Een andere zouthuishouding zal zijn effect hebben op de in het intergetijdengebied voorkomende wieren. Niet alleen de aard van de wiervegetaties maar ook de soortsamenstelling ervan zal veranderen. Verwacht wordt dat na verloop van tijd Blaaswier ook op het hard substraat van de Haringvlietdam aan de oostzijde te vinden zal zijn.