De sublitorale begroeiing van de geulwand-verdediging bij Bath en in het Zuidergat in de Westerschelde in 1999

In 1999 werden twee geulwandverdediging achter in de Westerschelde bemonsterd: bij Bath, aanleg geulwandverdediging in 1997 en in het Zuidergat, aanleg geulwandverdediging in 1998. De geulwandverdediging bij Bath werd in 1998 al eerder bemonsterd. Bij Bath bestond de ondergrond uit stortsteen (basal) en fosforslakken. In het Zuidergat bleef het substraat op de monsterlocatie beperkt tot uitsluitend staalslakken. De levensgemeenschap op de geulwandverdedigingen bevatte weinig soorten en was typerend voor een brakwatermilieu. De dominante organismen op de geulwandverdediging bij Bath waren zeepokken en Japanse oesters. In 1999 was de bedekking door organismen lager dan in 1998. Dit hield waarschijnlijk verband met de hoge sedimentatie ter plekke. dit zou het gevolg geweest kunnen zijn van baggerwerkzaamheden die in de omgeving werden uitgevoerd. In het Zuidergat domineerden mosselen. De twee typen substraten bij Bath, te weten basalt en fosforslakken waren van beide substraattypen verschilden niet veel van elkaar. Dit was ook niet te verwachten gezien de lage metaalgehalten in basalt en fosforslakken. In vergelijking met andere gebieden waren de metaalgehalten wel hoog. Met name cadmium, zink, nikkel, lood en chroom vertonen extreem hoge waarden. Dit kan samenhangen met watervervuiling maar het kan deels ook worden teruggevoerd op de verwerkingsprocedure. Het fluorgehalte van oesters afkomstig van Bath was erg hoog. Dit hangt wellicht samen met het hoge fluorgehalte van fosforslakken.

Datum rapport
17 april 2000
Auteurs
Moorsel, G.W.N.M. van
Auteur
G.W.N.M. van Moorsel; Bureau Waardenburg
Uitgever
Bureau Waardenburg.
Annotatie
50 p.
ill.
Eindrapport
Opdrachtgever: Rijkswaterstaat Directie Zeeland
Vervaardigd op verzoek van opdrachtgever en is zijn eigendom
Rapport nr. 99.59
Documentnummer
386026