Het zaveldiktenproefveld in de Westpolder
Een veel voorkomend bodemprofiel in de poldergebieden bestaat uit marien zand, afgedekt met een meer of minder dikke zavel- of kleilaag. In de gronden van het Waddengebied is de overgang van kleilaag naar zand niet zo scherp als de scheiding in het zuid-westelijk deel van Nederland. Indien de slibrijke laag in de overgangszone tussen de bodemlagen te dun is, is de grond droogtegevoeliger. Dit zou kunnen worden opgevangen door infiltratie, doch aanvoer van zoet water is in het Waddengebied meestal onmogelijk. Onderzocht is nu bij welke zaveldikte het risico van droogteschade nog aanvaardbaar is. Een conclusie is dat gronden met een slibgehalte van meer dan 4% goed doorwortelbaar zijn.
- Datum rapport
- 1 januari 1974
- Auteur
- [Ministerie van Verkeer en Waterstaat], Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP), Wetenschappelijke Afdeling Baflo; door H. Hoekstra
- Uitgever
- Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RWS, RIJP).
- Annotatie
-
17, [1] p.
tab.
(Werkdocument / RIJP ; 1974-340 Bbw)
Met lit. opg. - Documentnummer
- 239141