Waterkwaliteit in het waterakkoord NZK/ARK : een evaluatie van huidige afspraken en aanbevelingen voor de toekomst

Naar aanleiding van de herziening van het waterakkoord Noordzeekanaal/Amsterdam-Rijnkanaal in 2002 worden in dit rapport de huidige afspraken rondom waterkwaliteit geëvalueerd, de meetnetten van de vier waterschappen en twee regionale directies geanalyseerd en de waterkwaliteit van de verschillende beheerders met elkaar vergeleken. Geconcludeerd wordt dat: 1. de meeste afgesproken metingen door de deelnemende partijen zijn uitgevoerd. 2. De concentratie PAK’s in het zwevend stof in het Markermeer en Noordzee tot een factor 5 lager zijn dan in de Rijn, Amsterdam-Rijnkanaal en het Noordzeekanaal. 3. Ook de PCB-concentratie in het zwevend stof van de Noordzee en Markermeer lager liggen dan het Noordzeekanaal. Het Amsterdam-Rijnkanaal heeft de hoogste concentratie; ook hoger dan de Rijn. Een aanvullende bron (waterbodems?) in het Amsterdam-Rijnkanaal lijkt aannemelijk en is daarmee ook indirect een bron voor het Noordzeekanaal. 4. Er is geen wezenlijk verschil tussen de rijkswateren en de regionale wateren voor wat betreft de concentratie stikstof. Rijnland is het waterschap met de hoogste concentratie, De Stichtse Rijnlanden heeft de laagste concentratie van de waterschappen. 5. De concentratie fosfaat is bij Rijnland 3 en bij US 2 maal zo hoog als bij DWR, HDSR, RWS Noord-Holland en RWS-Utrecht. Aanbevelingen: - De afspraken over kwaliteitscalamiteiten kunnen ongewijzigd blijven. - De verplichting om de kwaliteit van het aan- en afgevoerdewater naar en van het Noordzeekanaal/Amsterdam-Rijnkanaal te bepalen, dient te blijven bestaan. - In het waterakkoord dienen geen starre lijsten met te meten stoffen opgenomen te worden, maar zijn de waterbeheerders zelf verantwoordelijk voor keuze van te meten stoffen en de bijbehorende meetfrequentie. Om een goed beeld te krijgen van de kwaliteit van het aan- en afgevoerde hoeveelheden water dienen de waterbeheerders gegevens van alle gemeten stoffen ter beschikking te stellen. - Vrachtberekeningen gebeuren uniform. - Gegevens worden zoveel mogelijk in BEVER-formaat aangeleverd. - De waterbeheerders dienen minimaal eens in de vijf jaar een meetcampagne uit te voeren. Doel van de meetcampagne is het verkrijgen van beter inzicht in waterkwaliteitsproblemen in het hele stroomgebied van het Noordzeekanaal en Amsterdam-Rijnkanaal, zodat nieuwe aanbevelingen voor maatregelen gedaan kunnen worden. - Voor een goed begrip van de herkomst van probleemstoffen in het stroomgebied van het Noordzeekanaal/Amsterdam-Rijnkanaal moeten de meetcampagnes ook worden uitgevoerd in het Markermeer, de Nederrijn en de Noordzee. - Alle nog niet gemeten stoffen waarvan in NW4 een MTR is opgenomen komen in aanmerking voor een meetcampagne. - Samenwerking tussen waterbeheerders wordt steeds belangrijker. Gezamenlijke gegevens en kennis is hierbij een belangrijk uitgangspunt. Daarom wordt het Regionaal Waterkwaliteitsoverleg Noordzeekanaal/Amsterdam-Rijnkanaal opgericht.

Datum rapport
1 mei 2003
Auteurs
Schobben, J.H.M.
Auteur
J.H.M. Schobben, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Directie Noord-Holland (RWS, NH) ; Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Directie Utrecht (RWS, UT), Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, voorheen Uitwat...
Uitgever
RWS, NH.
Annotatie
65 p.
bijl.
Met lit. opg.
Nota ANW 03.14
Met medewerking van: J. de Beer (RWS UT), P. Schaap (DWR), J. van Dijk (DWR), M. van der Beek (Rijnland), M. Meierink (US), R. van der Helm (US), R. van de Kamp (HDSR), H. van Rooijen (HDSR), H. Overbeek (RWS NH)
Documentnummer
484431