Onderzoek indikking van baggerspecie ten behoeve van de optimalisatie van het depotvolume
In opdracht van de Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde is onderzoek uitgevoerd naar de eigenschappen van twee ingedikte baggerspeciesoorten (EEM en ZOB). Indikken of ontwateren van baggerspecie kan een positieve bijdrage leveren aan een effectievere benutting van de beschikbare depotruimte. Doordat het enorme volumes betreft lopen de kosten van ontwateren snel op. Om deze reden is het van belang het hoogste watergehalte vast te stellen waarbij de specie veilig kan worden gestort zonder dat deze uiteenvalt in het water of in sterke mate erodeert. Beide speciesoorten zijn onderzocht bij consistentie-indexen van 0.0, 0.2 en 0.4. Uit de testen blijkt dat beide speciesoorten bij een consistentie-index van 0 (d.w.z. een relatief hoog watergehalte), reeds over voldoende samenhang beschikken om aan de eisen te voldoen. Bovendien blijken beide speciesoorten binnen een week dermate te verweken dat deze eenvoudig wordt gedeformeerd door bovenliggende specielagen. Hierdoor hoeven de gestorte speciebrokken niet onnodig veel ruimte op de bodem van het depot in te nemen. Uit de uitgevoerde depotsimulatieberekeningen, waarbij een 25 meter diep, volledig met water gevuld, depot is gesimuleerd) blijkt het effect van indikking sterk samen te hangen met de consolidatieeigenschappen van de specie. Bij sneller consoliderende speciesoorten blijft het effect beperkt doordat het grootste deel van het effect van indikking wordt gecompenseerd door de consolidatie van de specie tijdens de stortfase. Bij trager consoliderende speciesoorten is het effect van indikking bij een consistentie-index van 0.0 al interessant, terwijl dit bij de sneller consoliderende specie pas vanaf een consistentie-index van 0.4 het geval is.