Resultaten van zoetspoelberekeningen met het Zeedelta-model t.b.v. HOP2005
Door de waterschappen en de drinkwaterbedrijven is de zorg geuit dat in geval van een langdurig lage rivierafvoer, de zoetwatervoorziening in het Noordelijk Deltabekken in gevaar zal komen wanneer de sluizen zouden worden bediend volgens het Kierbesluit. Bij Bovenrijnafvoeren lager dan 1200 m3/s zijn ? uitgaande van het vigerende (ontwerp)sluisprogramma HOP-versie 4 ? de sluizen namelijk zowel gedurende de eb- als de vloedperiode gesloten. Het zout dat zich in de periode voorafgaand aan het moment dat de sluiten tijdens eb en vloed volledig gesloten worden, in het westelijk deel van het Haringvliet heeft opgehoopt, kan dan niet meer worden uitgespoeld. Dit zout zal zich vervolgens door toedoen van de wind en dispersie gaan verspreiden en na verloop van tijd zal de denkbeeldige lijn Spui-Middelharnis wordt overschreden. Als reactie op de bezorgdheid van de waterschappen en de waterbedrijven is er door Rijkswaterstaat een notitie opgesteld, die specifiek ingaat op de relatie tussen een sluisbeheer volgens de Kier en de droogte. In die notitie wordt aangegeven dat het Haringvliet ? voorafgaande aan een periode van langdurig lage rivierafvoer ? zal worden zoetgespoeld. In die notitie is toegezegd dat er d.m.v. berekeningen nader onderzoek zal worden gedaan naar onder meer de effectiviteit van dit zoetspoelen en de mate van voorspelbaarheid van lage afvoerperiodes. Ook zullen de effecten van het zoetspoelen op de zoutindringing langs de Noordrand alsmede de effecten op de waterstand bij Moerdijk in beeld worden gebracht. De uitkomsten van het zoetspoelonderzoek zullen tevens worden gebruikt bij het verder verfijnen van het huidige HOP-versie 4 sluisprogramma.