De inpoldering van de Workumerwaard

Bij de huidige grootte van het IJsselmeer (3020 km2 in 1951) is de bergende oppervlakte van de Waard strikt genomen niet noodzakelijk, doch alleen welkom ter voorkoming van zeer hoge standen. Indien echter thans zou worden toegestaan de Waard volledig watervrij te houden tot het tijdstip waarop de afsluiting Enkhuizen-Ketel is gereedgekomen, is het praktisch niet uitvoerbaar deze ontheffing ongedaan te maken op het ogenblik dat de Waard als waterberging 's winters moet gaan fungeren. Het bodemgebruik van de Waard zou zich intussen wijzigen (bouwland i.p.v. grasland), er zou bebouwing komen, enz. Anderzijds is er door de voortzetting der Zuiderzeewerken in 1950 het ogenblik waarop het klein-IJsselmeer zal zijn geschapen binnen een afzienbaar verschiet gekomen, zodat deze toestand thans zeker als maatgevend moet worden beschouwd.

Datum rapport
1 januari 1952
Auteur
[Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat], Dienst der Zuiderzeewerken, afdeling B (RWS, ZZW)
Annotatie
5 p.
(Nota / ZZW ; 228)
Documentnummer
52075