Integraal tussenadvies NMIJ 2013 deel B : inhoudelijke onderbouwingen en onderzoeksresultaten per thema en maatregel

In het kader van het onderzoeksproject Natuurlijk(er) Markermeer-IJmeer (NMIJ) is een integraal tussenadvies opgeleverd. NMIJ is een praktijkgericht en deels experimenteel onderzoeksprogramma naar inrichtingsmaatregelen voor het Markermeer/IJmeer, gericht op het realiseren van het TBES (Toekomst Bestendig Ecologisch Systeem) met de dubbeldoelstelling van een robuust systeem en N2000 doelen. Dit rapport is de inhoudelijke onderbouwing van het hoofdadvies en een samenvatting van de (tussentijds) beschikbare onderzoeksresultaten. In het parallel lopende project Autonome Neerwaartse Trends (ANT) zijn fundamentele oorzaken van autonome neergaande trends onderzocht. De resultaten zijn verkregen uit bureaustudies, veldexperimenten, modellering en monitoring. Bij het verschijnen van dit NMIJ tussenadvies zijn 7 verschillende experimenten nog in gang. In verschillende hoofdstukken zijn onderzoeksresultaten per thema en per maatregel uitgewerkt. Het gaat om de thema’s: vermindering slibgehalte; vergroten habitatdiversiteit; ecologische verbindingen. Het rapport gaat in op systeemknoppen (fysieke inrichting, waterbeheer, nutriënten, verbindingen), visserij, regionale verschuivingen, exoten en nutriënten. En verder op de TBES systeemvereisten (‘pijlers’): • helder water (meest kansrijk in de zones langs de Noord-Hollandse kust), vooral voor waterplanten, herbivore vogels benthos- en mosseletende vogels; • gradiënt in slibgehalte (overgangsgebied heldere zones naar slibrijk open water), vooral voor visetende vogels; • land-waterovergangszones van formaat, voor moerasvogels, paaigebied voor vis, macrofauna als voedselbron voor vis en vogels; • ecologische relaties of verbindingen met binnendijkse natuur, vooral voor vis maar ook vogels en watergerelateerde zoogdieren. Om een gewenste verbetering op systeemniveau te krijgen worden de volgende condities en uitgangspunten genoemd: • Voor een beter functionerend en divers ecosysteem met een voldoende grote bijdrage aan de draagkracht voor zowel vis- als mosseleters is een uitbreiding nodig van het areaal aan helder water zones met waterplantvegetaties van minimaal 3000 ha, zodat in totaal 6000 ha ontstaat. Dit areaal dient in ruimtelijke zin te zijn verbonden met het slibrijke deel van het meer, waardoor gradiënten in doorzicht ontstaan. • In de huidige situatie is in principe voldoende areaal aan ondiepe zones aanwezig om te voorzien in de voedselbehoefte van althans een aantal mosseletende vogelsoorten (Kuif- en Tafeleend). De opmars van de Quagga-mossel, met name in het IJmeer, heeft echter vooralsnog niet geleid tot toename van mosseletendewatervogels. Een negatieve waardering van deze soort als voedsel zou gezien de vervanging van de Driehoeksmossel de totale voedselbeschikbaarheid kunnen verminderen. • Een grootschalig gebied met geleidelijke land-waterovergangen bestaat in zijn uiteindelijke vorm uit grote arealen van verschillende habitattypen, met een dominant accent op halfnatte (plas/dras) typen. Hoe groter het gebied, hoe meer kans op populaties van water- en moerassoorten die permanent stand houden. • De barrières bij de sluizen, spuien en gemalen dienen vispasseerbaar te zijn voor regionaal migrerende vis. Het rapport gaat ook in op het voorspellen van effecten van maatregelen op systeemniveau. Dat is in NMIJ uitgevoerd met een “modellentrein” met als onderdelen: • WAVE – wind, golven; • FLOW – stroming; • Delft3D – slib; • DELWAQ – nutriënten, algen, doorzicht. • Habitat – responsmodellen soorten en soortgroepen; • Ecologisch beoordelingskader – ecologische, financiële en maatschappelijke haalbaarheid.

Datum rapport
6 februari 2014
Auteurs
Knoben, R.A.E.
Auteur
R.A.E. Knoben ; Royal Haskoning DHV
Uitgever
HaskoningDHV.
Annotatie
128 p.
ill.
Met lit.opg.
Definitief 
Project 9V6742.A0
Ref. 742.A0/R0187/501245/MJANS/Nijm
In opdracht van Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Rijkswaterstaat Midden-Nederland (RWS, MN)
Documentnummer
873742