Resultaten kokkelvisexperiment Ameland : rapport voor deelproject C4 van EVA-II, de tweede fase van het evaluatieonderzoek naar de effecten van schelpdiervisserij op natuurwaarden in de Waddenzee en Oosterschelde 1999-2003
Beschrijft de resultaten van onderzoek in de jaren 1999 t/m 2003 aan de effecten van mechanische kokkelvisserij op de bodemdieren en wadvogels. Het onderzoek is van het BACI type (Before After Control Impact), maar door omstandigheden konden slechts op één locatie waarnemingen worden gedaan: het wad onder de Hon op Ameland. Op basis van een dergelijk éénmalig experiment is het niet mogelijk onweerlegbare conclusies te trekken over het effect van bevissing. De ontwikkeling van een open gebied dat in 1999 en met name in 2000 werd bevist, werd vergeleken met de ontwikkeling van een nabijgelegen gebied dat gesloten was voor de kokkelvisserij. Bevissing leidde tot een afname van de dichtheid meerjarige Kokkels, die qua omvang goed overeenkwam met de op grond van de black box gegevens voorspelde afname. Kokkels vormden in alle jaren het hoofdvoedsel van de Scholeksters in het onderzoeksgebied en de afname van de Kokkels door bevissing leidde tot een afname van de Scholeksters. Het onderzoek leverde aanwijzingen voor een afname van de dichtheid Nonnetjes en de biomassa wormen direct na bevissing. In 2001 deed zich in zowel het open als het gesloten gebied een sterke broedval van Mosselen voor. Dit had een duidelijk effect op het voorkomen van Zilvermeeuw, Bonte Strandloper, Tureluur en Groenpootruiter. Eventueel toekomstig onderzoek naar de effecten van mechanische kokkelvisserij op het ecosysteem van de Waddenzee is alleen zinvol als wordt uitgegaan van een groot aantal onderzoekslocaties, een lange termijn en een strakke experimentele opzet.