Inspraak bij grensoverschrijdende m.e.r.-projecten : een stappenplan op basis van theorie en praktijk

Theorie: Indien een Nederlands m.e.r.-project mogelijk nadelige milieugevolgen heeft voor België en Duitsland dan dienen deze landen middels inspraak betrokken te worden. Basis hiervoor zijn het Espoo-verdrag, EG-Richtlijn 97/11, de Wet Milieubeheer en bilaterale afspraken. De belangrijkste aspecten inkort bestek: 1. non discriminatie (buurlanden moeten dezelfde mogelijkheden hebban om in te spreken als Nederlanders); 2. de Nederlandse m.e.r.-procedure wordt gevolgd. Voor praktische zaken worden de gebruiken van het buurland overgenomen (b.v. de wijze van publiceren etc.); 3. afstemming m.b.t. inspraak geschiedt middels vaste aanspreekpunten in het buurland. Praktijk: in de praktijk blijkt inspraak niet altijd eenvoudig te zijn. Enerzijds is er de onbekendheid met de bilaterale uitvoeringafspraken. Anderzijds spelen hele praktische en procesmatige zaken een rol. Enkele aanbevelingen: betrek het buitenland vroegtijdig (voorfasen en verkenningen); leg de procedure en de beleidsmatige context goed uit; zorg voor goede vertalingen; leg afspraken over inspraak met het buurland goed vast.

Datum rapport
1 september 2003
Auteurs
Boonman, P.C.M., Nijsten, R.J.M.F., Paulussen, A.M.
Auteur
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde (RWS, DWW), Tracé/m.e.r.-centrum (TMC); A.M. Paulussen, P.C.M. Boonman, R.J.M.F. Nijsten...[et al.]
Uitgever
RWS, DWW.
Annotatie
47 p.
bijl., fig.
Rapportnr. DWW-2003-101. - Rapport intern V&W
In opdracht van: Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-Generaal Water (DGW) / Contactpersoon: N. Venema
Documentnummer
227017