Onderzoek naar vismigratie door de Noordersluis en de vispassage te IJmuiden, 2007

In het voorjaar van 2007 is onderzoek gedaan naar de doortrekmogelijkheden voor vissen vanuit de Noordzee naar het Noordzeekanaal. Eén van de mogelijke barrières zijn de vele schutsluizen bij de monding van de zee. In theorie zijn deze kunstwerken goed passeerbaar voor vissen aangezien de stroomsnelheid op deze locaties laag is. Gelijktijdig is dit het zwakke punt van de constructie, omdat het op deze plaatsen vaak ontbreekt aan een goede lokstroom die de vissen naar het kunstwerk moeten leiden. In het voorjaar van 2007 is met sonarapparatuur gekeken naar de vismigratie door de grootste schutsluis van IJmuiden (Noordersluis). Aangetoond kon worden dat veel vissen doelgericht gebruik maken van de Noordersluis om het Noordzeekanaal op te trekken. Daarbij is een voorzichtige schatting gemaakt van de omvang van de migratie. Hieruit kwam naar voren dat in de ruim zes weken van het onderzoek, ca 35 ton kleine vis (4-10), 9 ton vis van 11-25 cm en 8 ton vis groter dan 25 cm, de sluis passeerde. Een andere barrière is het spuicomplex. De stroomsnelheden zijn hier dusdanig hoog dat het wordt uitgesloten dat vis hier zondermeer kan passeren. Ten behoeve van de vismigratie is één van de spuikokers de stroomsnelheid dusdanig aangepast aan de fysieke zwemcapaciteiten van veel migrerende vissoorten. Juvenielen van verschillende vissoorten maken van nature tijdens hun migratie gebruik van de landinwaarts gerichte stroming, die bij opkomend tij over de bodem ontstaat. Dit type vismigratie staat bekend onder de naam “Selectief Getijde Transport” (SGT). In Nederland komt landinwaarts gerichte stroom nog alleen voor in de Nieuwe Waterweg, waar het water bij opkomend tij nog tot ver in het binnenland (Hagestein) invloed heeft. Om meer inzicht te krijgen in de mogelijkheden voor vissen om in IJmuiden bij opkomend water landinwaarts te trekken, werd de spuideur van de vispassage in het spuicomplex van IJmuiden opengelaten tot na het bereiken van het kanaalpeil. Om de zoutbelasting in het kanaal te beperken werd dit “spuien over de vloed” slechts gedurende 10 minuten uitgevoerd. In deze periode werden vissen, die met de stroom door de vispassage spoelden, opgevangen in een fuik. Hoewel het onderzoek specifiek was gericht op glasaal en stekelbaars, werd stekelbaars niet en glasaal slechts tweemaal aangetroffen. Wel werden veel platvislarven gevangen.

Datum rapport
1 november 2007
Auteurs
Kemper, J.H.
Auteur
J.H. Kemper ; VisAdvies BV
Uitgever
VisAdvies BV.
Annotatie
18 p.
In opdracht van RWS Noord-Holland
Documentnummer
364488