Zoetwaterbeschikbaarheid voor het Volkerak-Zoommeer : relatie onttrekking en verzilting Rijn-Maasmonding

De effectbepaling van de aanvullende varianten zijn gebaseerd op kalenderjaren 1988 tot en met 1990, omdat die jaren gezamenlijk redelijk overeenkomen met het langjarig hydrologische gemiddelde van de Rijnafvoer (inclusief perioden met relatief lage en hoge afvoeren en de invloeden van stormopzet op zee). Afvoerscenario E is gekozen als uitgangspunt voor de zoete variant, omdat in dit scenario het grootste volume water het Volkerak ingelaten wordt en hiermee het grootste effect (aangaande de blauwalgen) bereikt wordt. Het ingelaten debiet is gerelateerd aan de Rijnafvoer en stijgt van 0 m3/s bij een Rijnafvoer van 800 m3/s tot maximum van 300 m3/s vanaf een Rijnafvoer van 4828 m3/s. In de zoute variant wordt uitgegaan van een zout Volkerak-Zoommeer. De zoutlast op het Hollandsch Diep, door het schutten van de Volkeraksluizen, wordt hier tegengegaan door een continu inlaatdebiet ter grootte van 50 m3/s (30 m3/s is eveneens geanalyseerd). Hierbij wordt aangenomen dat dit te allen tijde gerealiseerd kan worden, ongeacht eventueel optredend negatief verval richting het Volkerak. Naast het bepalen van de effecten van zoetwateronttrekking op de verzilting in de Rijn-Maas monding is ook aandacht besteed aan de mate waarin voldoende zoet water beschikbaar is voor de verschillende varianten (op basis van een reeks dagafvoeren van de Rijn in de periode 1975-2005), inclusief de effecten van klimaatveranderingen hierop.

Datum rapport
6 september 2006
Auteurs
Bruggers, M., Jacobs, P.
Auteur
P. Jacobs, M. Bruggers ; Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RWS, RIZA)
Uitgever
RWS, RIZA.
Annotatie
65 p.
ill.
(RIZA werkdocument ; 2006.089X)
Met samenvatting
Met lit.opg.
Definitief
Versienummer: 5.2
Documentnummer
376275