De humus- en stikstofgehalten van de ingepolderde gronden in de voormalige Zuiderzee

Besproken wordt het humus- en stikstofgehalte van een aantal afzettingen, die bij de drooglegging van de Zuiderzee in cultuur genomen zijn. Het zijn het slik van de Andijker Proefpolder, de klei uit de Wieringermeer, het slik van de Noordoostpolder, het slik van Oostelijk Flevoland, en het IJsselmeerslik. Voor vergelijking zijn ook gegevens opgenomen van het slik dat nog door de Dollard uit zout water bezinkt. Bij de meeste van deze afzettingen blijkt er een tamelijk nauw verband bestaan tussen lutum- en humusgehalte. Het blijkt dat de zeer recente afzettingen (slik Andijker Proefpolder, Dollard slik en IJsselmeerslik) het hoogste humusgehalte hebben. Ook bij oudere Nederlandse mariene bouwland blijkt er een verband te bestaan tussen humus- en lutumgehalte. Het evenwichthumusgehalte bij lutumarme grond is hoger dan het primaire. Ook bij de minder recente zwaardere afzettingen ligt het primaire humusgehalte boven dat van de evenwichtstoestand.

Datum rapport
1 januari 1954
Auteur
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directie van de Wieringermeer (Noordoostpolderwerken); door D.J. Hissink
Uitgever
Tjeenk Willink.
Annotatie
30 p. 
fig., tab.
Met een samenvatting in het Engels
(Van zee tot land ; 10)
Met lit. opg.
Documentnummer
51714