Kwel in de uiterwaarden : een onderzoek naar de kwelsituaties in vijf uiterwaard wateren
Rijkswaterstaat heeft als beheerder van de grote rivieren en haar uiterwaarden verschillende maatregelen genomen om de kwaliteit hiervan te verbeteren. Mede door de eisen van de KRW is ze continu bezig met het zo duurzaam mogelijk maken en verbeteren van de kwaliteit van deze wateren. Hierom zijn in verschillende uiterwaarden maatregelen genomen ten behoeve van kwel. Schoon kwelwater, dat afkomstig kan zijn vanuit zowel de rivier als de heuvelruggen, biedt namelijk enorme kansen voor de aquatische natuur. Nu rees vanuit Rijkswaterstaat de vraag of deze maatregelen het gewenste effect hebben gehad en of deze uiterwaarden kunnen dienen als pilot gebieden voor de overige uiterwaarden. Twee studenten van de opleiding Land- en Watermanagement hebben hier als afstudeeropdracht onderzoek naar verricht. De hoofdvraag van dit onderzoek is: ‘Wat zijn de kansen voor kwel gevoede natte natuur in de uiterwaarden van de Rijntakken?’. Dit heeft geresulteerd in een methode waarmee de invloeden van kwel binnen de Rijntakken geschat kunnen worden. Het onderzoek betreft de volgende uiterwaarden: Amerongse Bovenpolder, Plas van Bruil, Koppenwaard, Cortenoever en Millingerwaard. Voor deze uiterwaarden is een gebiedsanalyse uitgevoerd om te kijken of het voorkomen van kwelwater mogelijk is. Er is gekeken naar abiotische omstandigheden als reliëf, geologie, bodem en hydrologie. Ook zijn de uiterwaarden onderzocht op het voorkomen van kwel indicerende plantensoorten. Van de waterlichamen binnen de uiterwaarden zijn monsters genomen. Deze monsters zijn onderzocht op de fysische/chemische samenstelling. Aan de hand hiervan is doormiddel van Van Wirdum-, MAION- en Stiff-diagrammen bepaald wat de afkomst van het water is. Door het hoge water tijdens de periode van bemonsteren zijn verschillende wateren in direct contact gekomen met het rivierwater, wat resulteert in dat de samenstelling mogelijk verschilt met perioden wanneer dit niet het geval is. Aan de hand van de onderzochte parameters is per uiterwaarde bepaald of er sprake is van rivierkwel of heuvelrugkwel. Dit geeft de volgende resultaten: · Amerongse Bovenpolder: zowel rivierkwel als heuvelrugkwel aanwezig. · Plas van Bruil: heuvelrugkwel in kleinere mate aanwezig. Mogelijk ook rivierkwel maar dit is niet met zekerheid aangetoond. · Cortenoever: geen kwel aantoonbaar aan de hand van eigenresultaten. Rivierkwel kan mogelijk aanwezig zijn. · Koppenwaard: geen rivierkwel aanwezig, heuvelrugkwel wel. · Millingerwaard: rivierkwel is aanwezig. Heuvelrugkwel kan mogelijk ook aanwezig zijn. Kwel is beter aantoonbaar bij lage waterstand. Tot slot zijn met de behaalde resultaten vragen bedacht die zijn verwerkt in een stroomschema. Het beantwoorden van deze vragen leidt naar de situatie in een van de vijf uiterwaarden. Als in de toekomst onderzoek wordt gedaan naar overige uiterwaarden langs de Rijntakken, kan dit schema ervoor zorgen om met weinig vooronderzoek een beeld te schetsen van de mogelijke kwelsituatie in dat gebied.