Beveiligingsmiddelen in de auto 2010

Sinds 1991 wordt het gebruik van gordels en kinderzitjes in de auto periodiek gemeten. Dit gebeurt in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (voorheen Ministerie van Verkeer en Waterstaat). De overheid probeert het gebruik van autogordels en kinderzitjes te stimuleren door middel van voorlichting en handhaving en een juiste afstelling van hoofdsteunen door voorlichting; doel van het onderzoek is om na te gaan in hoeverre die inspanningen succesvol zijn en of zij eventueel bijstelling behoeven. Onder kinderzitjes worden in deze rapportage tevens zittingverhogers (ook wel boosters genoemd), tenzij afzonderlijk vermeld. De omvang van het onderzoek varieert om het jaar, met een klein onderzoek in de oneven jaren en een groot onderzoek in de even jaren. Het kleinere onderzoek in de oneven jaren zal niet meer worden gehouden wegens de geringere betrouwbaarheid van de resultaten. De cijfers tussen 1991 en 2008 laten zien dat de overheidsinspanningen succesvol zijn geweest. Het onderzoek is in 2010 minder uitgebreid dan in voorgaande even jaren: er is per locatie één meting uitgevoerd in plaats van een voor- en nameting en er heeft geen enquêteonderzoek plaatsgevonden. Vanaf de derde week van augustus tot en met de derde week van oktober 2010 stonden landelijk borden langs de snelwegen met betrekking tot het gordelgebruik. In het najaar van 2010 heeft Goudappel Coffeng BV de veldmetingen in alle twaalf provincies uitgevoerd, met de volgende elementen: observaties van het gebruik van gordels in 22.649 voertuigen, waarvan 19.126 personen- en 3.523 bestelauto's; observaties van het gebruik van gordels en kinderzitjes door kinderen onder de 1,35 meter (355 stuks); ruim 3.000 observaties van de afstelling van de hoofdsteunen voor in de auto.