De ontwikkeling van de broedvogelbevolking van de Lauwerszee in de periode 1978-1983

De ontwikkeling van de broedvogelbevolking in relatie tot die van de vegetatie in de Lauwerszee 1969-1976 is beschreven door Van Eerden et al. (1979). Dit verslag vermeldt de verdere ontwikkeling voor de periode 1978-1983. In samenhang met de ontwikkeling van het gebied is het aantal soorten broedvogels gestegen van 22 in 1969 tot 85 in 1983. Op de in oppervlakte afnemende zilte terreinen kwamen nog de pioniersoorten voor, op de hoger gelegen grazige gebieden de weidevogels. Nieuwe soorten vestigden zich met name in de spontane bosopslag naast de al aanwezige rietvogels. Verwacht wordt dat de soortensamenstelling op de zuidelijke platen zich in de toekomst verder zal wijzigen onder de invloed van de vegetatiesuccessie. Verdere uitbreiding van het landriet zal de pioniersoorten en weidevogels doen verdwijnen terwijl typische riet- en ruigtesoorten zullen toenemen. De moerassoorten zullen als broedvogel beperkt blijven tot de zones langs geulen en prielen. Bosopslag langs water kan gunstig zijn voor de Aalscholver en de Blauwe Reiger.

Datum rapport
1 januari 1985
Auteur
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP); door de Onderzoeksgroep Lauwerszee RUG-RIJP
Uitgever
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RWS, RIJP).
Annotatie
36 p.
ill. 
(RIJP-rapport ; 1985-15 Abw)
Met lit. opg.
Documentnummer
48651