Over de bodemgesteldheid van Zuidelijk Flevoland

Het hoe en het nut van een bodemkartering van een in te polderen gebied, in het statium dat het zich nog onder water bevindt, worden aan de hand van verschillende voorbeelden besproken. Inhoud: Uitvoering van de kartering: De boringen tot op of in het pleistocene zand en de sonderingen; De boringen tot 1,5 m diepte; De jong-pleistocene afzettingen; De holocene afzettingen; Beschrijving van de sedimenten: Het pleistocene zand; De oude zeeklei; Het veen; De Westfriese afzetting; De detritus; De Almere-afzetting; De Zuiderzee-afzetting; Het kustzand; De IJsselmeer-afzetting; De wijze waarop de inklinking in de bodemkaarten is verwerkt; De betekenis van de inklinking voor de afwatering; Beschrijving van de bodemkaarten: De bouwvoorkaart; De bodemtypenkaart; Enkele landbouwkundige aspecten van de bodemgesteldheid: De ontwateringsbehoefte; De mogelijkheden tot grondverbetering; De bodemgeschiktheid; De gehalten aan stikstof, fosfaat en kali van de gronden.

Datum rapport
1 januari 1963
Auteur
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directie van de Wieringermeer (IJsselmeerpolders); door P.J. Ente en A.J. Wiggers
Uitgever
Tjeenk Willink.
Annotatie
fig., tab.
(Van Zee tot Land ; 34)
Met een samenvatting in het Engels
Met lit. opg.
Documentnummer
49175