Karakteristieke waarden voor schuifsterkte t.b.v. taludstabiliteitsanalyses
In dit rapport wordt een methodiek gepresenteerd voor de bepaling van de 5 % karakteristieke waarde van de gemiddelde schuifsterkte langs een glijvlak t.b.v. geotechnische stabiliteitsanalyses in grondprofielen die uit meerdere lagen zijn opgebouwd.
Tot op heden was het gebruikelijk om bij grondprofielen die uit meerdere lagen zijn opgebouwd, in elke afzonderlijke laag de 5 % karakteristieke ondergrens van de gemiddelde schuifsterkte te kiezen als in elk geval veilige benadering voor de karakteristieke ondergrens van de gemiddelde schuifsterkte langs een glijvlak.
Naarmate meer onafhankelijk onderzochte grondlagen aanwezig zijn is die, noodgedwongen, benadering onnodig conservatiever. Immers, ook wanneer het grondprofiel uit slechts een laag zou bestaan zou volstaan kunnen worden met de 5 % karakteristieke ondergrenswaarde. Echter, een verantwoorde statistische techniek om dit onnodige conservatisme te vermijden was niet voorhanden. Met de in dit rapport beschreven statistische methode is dit wel mogelijk.
De techniek is geïmplementeerd in het computergprogramma MLIFT ten behoeve van de beoordeling van
stabiliteit bij opdrijven. Bij toepassing in een specifiek probleemgeval, Bergambacht, bleek dit te leiden tot ca
10 % kortere bermbreedtes.
Dit document uit 1996 is beschikbaar gesteld omdat waterschappen voor de LBO2 beoordeling op zoek zijn naar achtergrond literatuur t.a.v. regionale en lokale proevenverzamelingen (1) en het fenomeen opdrijven (2).
Vigerende kennis en software zijn beschikbaar op IPLO.nl.
- Datum rapport
- 1 juli 1996
- Uitgever
- Grondmechanica Delft
- Annotatie
-
In opdracht van Rijkswaterstaat Directie Zuid Holland (RWS, DZH) en Provincie Zuid Holland
- Documentnummer
- CO-350000/43