Biezen in het zoetwatergetijdengebied

In het kader van de KRW-monitoring wordt het voorkomen en het areaal van biezen in de R8-waterlichamen gemonitoord. Deze monitoring is voor het eerst uitgevoerd in 2012 en is in 2018 herhaald. Vanaf 2019 zal jaarlijks een deel van de R8-waterlichamen een biezenkartering worden uitgevoerd. Uit de monitoringsgegevens komt naar voren dat het biezenareaal en het aantal locaties waarop biezen voorkomen, tussen 2012 en 2018 sterk is afgenomen in de meeste waterlichamen. Biezen, die vroeger een kenmerkend element vormden van het intergetijdengebied in de rivieren en kreken, waren ook vóór 2012 al sterk achteruitgegaan ten opzichte van de situatie van vóór 1970. Ook in de periode 1987-1992 en daarna is er onderzoek gedaan naar de oorzaken en herstelmogelijkheden van biezen in het gebied. Het is de vraag of de recente achteruitgang een voortzetting is van het proces dat sinds de, met de afsluiting van het Haringvliet in 1970 samenhangende, verminderde getijdendynamiek speelt, of dat ook andere factoren meespelen. Het gaat bij de recente verandering vooral om achteruitgang langs de riviertakken waar nog wel een (vrij) sterke getijdendynamiek heerst (Oude Maas, Hollandsche IJssel, Beneden Merwede, Beneden-Lek), en om het verschijnen van nieuwe biezenlocaties in gebieden die recent door ontpoldering en inrichting als getijdengebied zijn ontstaan. In deze notitie wordt een beschrijving gegeven van om welke soorten, vegetaties en habitattypen het gaat, en wat de relevantie kan zijn van de geconstateerde achteruitgang in het biezenareaal. Omdat biezenvegetaties belangrijk zijn voor de ecologische kwaliteit (KRW) en de natuurwaarde (N2000), is het belangrijk na te gaan, wat de perspectieven zijn voor behoud en herstel.