Toetsing werking zoutwaterafvoersysteem Afsluitdijk : Den Oever en Kornwerderzand
De Afsluitdijk met de spuisluiscomplexen bij Den Oever en Kornwerderzand belemmeren de visintrek tussen de Waddenzee en het IJsselmeer. Met de laatste beoordeling van de Ecologische kwaliteits-score in 2015 is de visstand op het IJsselmeer als matig beoordeeld. Om de intrek van vis te verbeteren zijn vanuit de Kader Richtlijn Water meerdere maatregelen genomen zoals visvriendelijk spuibeheer. Het spuiregiem is vernieuwd waarbij periodiek zout water wordt ingelaten om vissen een kans te geven het IJsselmeer op te trekken. Om verzilting van zout water op het IJsselmeer tegen te gaan, zijn zoutwaterafvoersystemen aangelegd bij Den Oever en Kornwerderzand. Het ingelaten zoute water op het IJsselmeer wordt met dit systeem afgevoerd naar de Waddenzee. Dit onderzoek toetst of de zoutwaterafvoersystemen de capaciteit hebben om in 72 uur al het ingelaten zoute water voor visintrek af te voeren. In drie jaar tijd 2016-2018 zijn er drie proeven uitgevoerd. Voor deze proeven is een meetplan opgesteld waarbij zoutprofielen worden gemeten voor en na inlaten van zout water. De meetlocaties liggen in en rond de put en in de stroomgeulen. Naast zoutprofielen is ook het debiet van het zoutwaterafvoersysteem over de periode van de proef geregistreerd. Na inlaten van zout water voor visintrek is de chloridegehalte na 72 uur in de diepe delen hoger dan tijdens de 0-situatie, wat aangeeft dat niet al het zoute water via het zoutwaterafvoersysteem verdwenen is. Ter indicatie is er na 72 uur ongeveer 25 % van het ingelaten water via het zoutwaterafvoersysteem afgevoerd. De zoutwaterafvoersystemen voldoen wel aan de capaciteit die in de ontwerpopgave door Rijkswaterstaat is gevraagd. Met een spuiperiode wordt al het ingelaten zoute water afgevoerd naar de Waddenzee. Spuien is niet altijd mogelijk in verband met het peilbeheer op het IJsselmeer. Op dat moment is de noodzaak van de zoutwaterafvoersystemen groot. Om het totale ingelaten debiet aan zout water van visintrek af te voeren met zoutwaterafvoersystemen, is uitbreiding van de capaciteit nodig. Indien voor de proef een periode niet gespuid is, wordt er bij de 0-meting een duidelijke spronglaag waargenomen. Als er voor de proef wel spui is geweest loopt het chloridegehalte geleidelijk af bij de 0-situatie. De hoeveelheid chloride is afhankelijk van het debiet aan ingelaten zout water. Aan het einde van de proef is het per locatie verschillend of de spronglaag lager of hoger is dan de 0-situatie. De gemeten spronglaag tussen de meetrondes wisselt in hoogte. Als de spronglaag hoger is dan de vorige meetronde wijst dit op aanvoer van zout naast het zout wat wordt ingelaten voor visintrek. In voorgaand onderzoek is lekkage vanuit de Waddenzee via de hefschuiven geconstateerd. Als de slabben niet zijn gemonteerd aan de hefshuiven is de lek duidelijk groter dan met slabben. Het zoute water dat wordt ingelaten voor visintrek verspreidt zich niet over het IJsselmeer, maar zakt weg in de put. Het debiet wat voor visintrek wordt ingelaten is kleiner dan de putinhoud dieper dan 6 m-NAP. Bij Kornwerderzand zijn wel verhoogde gehalten gemeten in de vaargeulen richting Makkum en langs de Friese kust. De verhoogde gehalten lijken afkomstig van zout water wat bij schutten van vaartuigen door de sluis binnen komt.