De invloed van greppellengte, greppelafstand en van drainage op de ontwatering en de rijping van een homogeen zwaar profiel tijdens de ontginning

Bij de ontginning van drooggevallen gronden in Flevoland wordt de ontwatering in de beginfase door greppels verzorgd. Pas in een later stadium worden de greppels vervangen door buizendrainage. Bij de ontginning van Flevoland is de kavelbreedte en daarmee de greppellengte toegenomen van 300 naar 500 m. Om na te gaan of deze grotere greppellengte nadelig was voor de rijping van de jonge gronden is een proefveld aangelegd met greppels van 250 en 500 m lang en met verschillende greppelafstanden (8 tot 48 m). Gedurende 1969 tot 1979 is de rijping gevolgd. Gebleken is dat met greppels van 500 m lang onder bepaalde voorwaarden aan de ontwateringsnormen kan worden voldaan. Op basis van de resultaten kon een fasering van de ontwateringsmaatregelen worden aangegeven, afhankelijk van de aëratiediepte.

Datum rapport
1 januari 1985
Auteur
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP); door H. Rozendaal en H. Witteveen
Uitgever
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RWS, RIJP).
Annotatie
33p.
tab., fig. 
(RIJP-rapport ; 1985 - 40 Abw)
Met lit. opg.
Documentnummer
52513