Zuurstofomstandigheden in Corophium bioassay
In 2006 dient een ecotoxicologische effectbeoordeling te zijn opgenomen in de normering voor de waterkwaliteit op basis van ecotoxicologische parameters, de zgn. bioassays. Voor het bepalen van de kwaliteit van baggerspecie en vervuilde sedimenten is daartoe onder meer de acute (in-vivo sediment) test met de slijkgarnaal Corophium volutator ontwikkeld. Slijkgarnalen worden daarbij gedurende 10 dagen in het laboratorium onder gecontroleerde omstandigheden blootgesteld aan (vervuild) sediment (bv havenslib). De mate van sterfte vormt een indicatie voor de toxiciteit van het sediment. Bij deze test blijkt een overschrijding op te treden van de randvoorwaarden voor ammonium (NH4+) wanneer sediment wordt gebruikt dat rijk is aan slib en organisch materiaal. Verondersteld werd, dat deze overschrijding optreedt door een te lage zuurstofvoorziening, met name op het grensvlak van sediment en bovenstaande vloeistof. Om deze hypothese te testen werden de zuurstofomstandigheden onderzocht in vijf testopstellingen met sediment afkomstig van verschillende (haven)locaties en met verschillen in ammoniumgehalten in het water van de testopstelling. Geconcludeerd wordt dat er tijdens de test geen verlaagde zuurstofconcentraties boven het grensvlak van sediment en bovenstaand water optreedt. Er bleek geen verband te bestaan tussen de ammoniumgehaltes in de waterfase en het zuurstofverzadigingspercentage boven het sediment. Aanpassing van de test op basis van een betere zuurstofvoorziening lijkt daarmee niet de aangewezen methode om overschrijding van de randvoorwaarde voor ammonium te voorkomen.